Herhaling jaar 3 thema 5: regeling

Herhaling thema 5: regeling
Dit jaar maak je je eindexamen voor biologie. Hiervoor moet je de stof uit jaar 3 ook goed kennen, dus in deze les worden de belangrijkste onderwerpen herhaald, en kun je oefenen met de stof. Het gaat als volgt:
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
biologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Herhaling thema 5: regeling
Dit jaar maak je je eindexamen voor biologie. Hiervoor moet je de stof uit jaar 3 ook goed kennen, dus in deze les worden de belangrijkste onderwerpen herhaald, en kun je oefenen met de stof. Het gaat als volgt:

Slide 1 - Diapositive

Voor elke basisstof worden de leerdoelen benoemd.
Er is een filmpje toegevoegd (oortjes in!), waarin de belangrijkste punten voor je examen, per basisstof worden uitgelegd.
Tussen het filmpje door, zijn er vragen toegevoegd die je moet beantwoorden.
Hiermee controleer je meteen of je het (nog) snapt.

Slide 2 - Diapositive

Je werkt op je eigen tempo, in het lokaal of op het leerteam (als het kan)

https://tinyurl.com/y4xvh2jv

Slide 3 - Diapositive

21

Slide 4 - Vidéo

01:30
Leerdoelen bs 1
Je kunt de delen en de functies van het zenuwstelsel benoemen.

Slide 5 - Diapositive

02:52
De hersenstam behoort tot het centrale zenuwstelsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

02:52
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

02:52
Een functie van het zenuwstelsel

A
bloed zuiveren
B
reacties regelen van spieren of klieren
C
prikkels van de spieren ontvangen
D
zintuigcellen aanmaken

Slide 8 - Quiz

02:52
Leerdoelen bs 2
- Je weet hoe een zenuwcel is opgebouwd
- Je kunt benoemen welke 3 typen zenuwcellen er zijn, met hun functies en kenmerken
- Je kunt omschrijven wat een zenuw is, en 3 typen zenuwen noemen met hun kenmerken

Slide 9 - Diapositive

04:45
Gevoelszenuwcel

Slide 10 - Diapositive

04:45
Bewegingszenuwcel

Slide 11 - Diapositive

04:45
Schakelcel

Slide 12 - Diapositive

04:45
In de afbeelding geeft P (links) een uitloper aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

04:45
Via deel Q (rechts) kunnen impulsen worden geleid.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

04:45
Welke zenuwcellen hebben 1 lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt?
A
bewegingszenuwcel
B
gevoelszenuwcel
C
schakelcellen

Slide 15 - Quiz

04:45
Zenuwen
Meerdere uitlopers van zenuwcellen liggen bij elkaar: vormt een zenuw.
Elke uitloper is omringd door een isolerend laagje.
Om een zenuw zit bindweefsel

Slide 16 - Diapositive

04:45
Zenuwcellen

Gevoels-, bewegings- en schakelzenuwcellen

Cellichaam + uitloper
Zenuwen

Gevoelszenuw, bewegingszenuw en gemengde zenuw

Bundel uitlopers van zenuwcellen

Slide 17 - Diapositive

06:00
Via welk type zenuwcellen worden de impulsen van het ruggenmerg naar de hersenen geleid?
A
bewegingszenuwcel
B
gevoelszenuwcel
C
schakelcellen

Slide 18 - Quiz

06:00
Van welke zenuwcellen liggen de cellichamen buiten het centrale zenuwstelsel?
A
bewegingszenuwcel
B
gevoelszenuwcel
C
schakelcellen

Slide 19 - Quiz

06:01
Anna zegt dat ALLEEN in een gemengde zenuw de uitlopers omgeven zijn door een isolerend laagje. Emine zegt dat bewegingszenuwen alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen bevatten.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Anna heeft gelijk
B
Alleen Emine heeft gelijk
C
Anna en Emine hebben beiden gelijk
D
Anna en Emine hebben beiden geen gelijk

Slide 20 - Quiz

06:02
Leerdoelen bs 3
-Je kunt de delen van het ruggenmerg benoemen met hun functies en kenmerken
-Je kunt uitleggen wat de witte stof en grijze stof is
-Je kunt zenuwen bij het ruggenmerg benoemen/herkennen
-Je kunt zenuwcellen op de juiste plek in het ruggenmerg aangeven (rug of buikzijde)

Slide 21 - Diapositive

09:56
Grijze en witte stof
Grijze stof:
Schakelcellen en cellichaam bewegingscellen

Witte stof:
Uitlopers (isolerend laagje zorgt voor witte kleur)

Slide 22 - Diapositive

09:56
Zenuwcellen in ruggenmerg

Slide 23 - Diapositive

09:56
Geeft de letter A(links) de buikzijde of de rugzijde aan?
A
buikzijde
B
rugzijde

Slide 24 - Quiz

09:56
Gaat deel 6 naar de linkerkant van het lichaam of de rechterkant van het lichaam?
A
linkerkant
B
rechterkant

Slide 25 - Quiz

5 minuutjes ontspannen/benen strekken (max. 2 tegelijk uit het lokaal)

Slide 26 - Diapositive

2

Slide 27 - Vidéo

11:53
Ruggenmerg
Verbind zenuwen met de hersenen

Ligt in het wervelkanaal: Begint bij hersenstam, eindigt bij de lendenwervels

Slide 28 - Diapositive

12:04
Leerdoelen bs 5
- Je weet het verschil tussen een bewuste reactie en een reflex
- Je weet de functies van een reflex
- Je kunt een reflexboog beschrijven

Slide 29 - Diapositive

10

Slide 30 - Vidéo

17:22

Slide 31 - Diapositive

17:22
1
2
3
Reflex
Schakelcellen
Gevoelszenuwcel
Bewegingszenuwcel
4

Slide 32 - Diapositive

17:22
Leerdoelen bs 6 + 7
- Je kent de functie van hormonen en kunt de belangrijkste hormoonklieren in een afbeelding benoemen
- Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de hypofyse en uit de schildklier

Slide 33 - Diapositive

21:54

Slide 34 - Diapositive

21:55
Wat doet het hormoonstelsel?
A
regelt langzame processen in het lichaam
B
regelt sneel processen in het lichaam

Slide 35 - Quiz

21:55
schildklierhormoon regelt de
A
bloedsuikerspiegel
B
menstruatie
C
stofwisseling
D
groei

Slide 36 - Quiz

21:55
Adrenaline wordt gemaakt in
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren

Slide 37 - Quiz

21:55
Hypofyse
Schildklier
Bijnieren
Eilandjes van langerhans
Teelballen

Slide 38 - Question de remorquage

21:56
Als laatst: Leerdoelen bs 8
- Je weet dat de eilandjes van Langerhans geen vakantiebestemming zijn

- Je kunt de werking van de hormonen uit deze eilandjes en uit de bijnieren beschrijven

Slide 39 - Diapositive

22:11-22:19
Bloedsuikerspiegel = glucosegehalte

Slide 40 - Diapositive

Welk hormoon wordt bij een diabetespatiënt onvoldoende geproduceerd?
A
Adrenaline
B
glucagon
C
insuline
D
schildklierhormoon.

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

Wat hebben de bijnieren er mee te maken..?

De bijnieren maken adrenaline.
Het adrenaline hormoon komt vrij bij woede, angst en schrik, en werkt kort maar krachtig.
Onder invloed van adrenaline, wordt in de lever en in de spieren glycogeen omgezet in glucose.
Dit wordt opgenomen in het bloed waardoor het glucosegehalte stijgt (en dit gebruikt kan worden voor bv een vecht of vlucht reactie!

Slide 43 - Diapositive

Cellen in de alvleesklier 
die insuline & glucagon maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 44 - Question de remorquage

Een leerling krijgt tijdens het houden van een presentatie voor de klas een rode kleur. Zijn hartslag en ademhaling zijn versneld. Bij meting zou blijken dat bovendien het glucosegehalte van het bloed is gestegen. Al deze effecten worden veroorzaakt door hetzelfde hormoon.
Welk hormoon veroorzaakt deze effecten.
A
adrenaline
B
glucagon
C
insuline
D
schildklierhormoon

Slide 45 - Quiz

Meer uitleg/oefenen? Klik Hier

Slide 46 - Diapositive