week 9 - les 2 Plus

  • les devoirs
  • écrire
  • oefentoets 
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met schrijven
  • heb ik nieuwe woorden geleerd
  • heb ik een oefentoets gemaakt
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

  • les devoirs
  • écrire
  • oefentoets 
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met schrijven
  • heb ik nieuwe woorden geleerd
  • heb ik een oefentoets gemaakt

Slide 1 - Diapositive

Les devoirs
Exercices 26 et 27 page 72 & 73

Slide 2 - Diapositive

exercice 26

1 la santé
 2 une tartine 
 3 du café
 4 les repas 
 5 parfois 



6 boisson
7 des haricots verts
8 des carottes
9 un yaourt
10 seulement

Slide 3 - Diapositive

exercice 27
1 Ce n’est pas bon pour la santé.
 Er moet ‘niet’ in de zin staan
2 Je bois toujours un verre de jus d’orange.
Appelsap  - sinaasappelsap
3 Je mange une tartine de confiture.
 Hagelslag (les vermicelles de chocolat) - jam 


Slide 4 - Diapositive

Exercice 27
4 C’est très bon. 
Niet - erg (ce n'est pas bon)
5 Je prends un demi-litre de coca. 
Glas - halve liter (un verre de coca)
6 Je mange trois fois par jour. 
Vijf - drie (cinq/trois)

Slide 5 - Diapositive

Noteer bij het vertalen, de vertaling van deze woorden apart in een lijst: 

Qu'est-ce que
pendant
Raconte --> raconter
(ils) prennent
la santé
le matin
toujours
le dimanche
je préfère
je déteste
surtout
alors
parfois
à midi
comme boisson
souvent
par exemple
J'aime bien
seulement
wat
tijdens
Vertel! - vertellen
(zij) nemen
de gezondheid
lett.: de ochtend, in deze tekst: 's ochtends
altijd
lett.: de zondag, in deze tekst: 's zondags
Ik heb liever
Ik heb een hekel aan
vooral
dus
soms
om 12 uur 's middags
als drankje
vaak
bijvoorbeeld
Ik hou (best wel) van
Ik vind (best wel) leuk 
alleen maar, slechts

Slide 6 - Diapositive

Zinnen tijdens de toets
oefenen!

Slide 7 - Diapositive

Ik wil graag een tosti.

Slide 8 - Question ouverte

Het diner is lekker.

Slide 9 - Question ouverte

Ik houd niet zo van tomaten.

Slide 10 - Question ouverte

Het is een typisch Italiaans gerecht

Slide 11 - Question ouverte

Het is warm weer.

Slide 12 - Question ouverte

Het is mooi weer.

Slide 13 - Question ouverte

Ik neem eest een soep.

Slide 14 - Question ouverte

Ik heb erge honger.

Slide 15 - Question ouverte

Heeft u water?

Slide 16 - Question ouverte

Graag!

Slide 17 - Question ouverte

Cela a l'air bon.

Slide 18 - Question ouverte

Oefentoets 
  • Vertaal alleen het woord/de woordjes die gevraagd worden
  • Waar vinden jullie de werkwoorden?
  • Welke moeten jullie kennen?

Jullie mogen ook exercice 29 maken

Slide 19 - Diapositive

4. Ecrire
Que faire:
Ex. 29
Schrijf een tekst van ongeveer 40 woorden waarin je vertelt wat je eet voor ontbijt. Daar moet in staan: 
- minimaal één ding wat je vaak eet en minimaal één ding wat je vaak drinkt
- waarom je dat eet of drinkt (lekker? gezond?)
- iets wat je soms eet of drinkt
- iets wat jij niet of nooit eet of drinkt voor ontbijt en waarom niet

Slide 20 - Diapositive

Ex. 29 blz 74
Je mange
Je bois
Je prends
J'adore

J'aime bien
Je déteste
Je préfère
Souvent - parfois - parce que - mais - et - aussi
Gebruik gedeeltes van de phrases uit apprendre 9 blz 78

Slide 21 - Diapositive

4. Ecrire
Comment faire:

- Let op de woordvolgorde (eerst onderwerp + werkwoord, dan de rest)
- Let op de spelling, hoofdletters en punten

- Gebruik - als je iets moet opzoeken - de Franse tekst met je vertaling, de apprendres of de alfabetische lijst achterin je boek

Slide 22 - Diapositive

4. Ecrire
Combien de temps?

Jusqu'au fin du cours! 
Tot het eind van de les. Ik wil graag dat je je tijd hiervoor neemt. 

Tout fini? Laat mij dan je netversie zien in je boek. Dan geef ik je complimenten en tips en kun je nog een verbeterde versie eronder zetten. 

Slide 23 - Diapositive

Les devoirs
Alle apprendres leren
Oefentoets maken!

Slide 24 - Diapositive