Formuleren en spelling - 4H

Formuleren en spelling
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Formuleren en spelling

Slide 1 - Diapositive

Welke formuleringsfouten ken je?

Slide 2 - Carte mentale

Wat is géén formuleringsfout?
A
Zure regen
B
Wij is mooi
C
Uitprinten
D
Lopend scheurt zijn broek

Slide 3 - Quiz

Let op welke theorie je gebruikt!

Slide 4 - Diapositive

ze of zij

Slide 5 - Diapositive

Schrijf bij de volgende zinnen op:
  1. Noteer of er sprake is van een beknopte bijzin of een samentrekking.
  2. Noteer of de beknopte bijzin of samentrekking goed of fout is.
  3. Als de beknopte bijzin of samentrekking fout is, leg dan uit waarom deze fout is.
  4. Verbeter zo nodig de beknopte bijzin of samentrekking.

Slide 6 - Diapositive

Welke zin bevat een dubbelopfout?
A
Ze liep naar buiten om van de frisse buitenlucht te genieten.
B
Na de regenbui scheen de zon weer helder aan de hemel.
C
De leraar was tevreden met de inzet van de studenten tijdens de les.
D
"Ik snap het niet!" schreeuwde de gefrustreerde leerling.

Slide 7 - Quiz

In de volgende zin is sprake van een ...:
De leraar kan nogal scherp uit de bocht komen
A
Dubbele herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie

Slide 8 - Quiz

Welke dubbelopfout herkende je in de vorige ABCD-antwoorden?

Slide 9 - Question ouverte

Tevens vind ik het ook leuk om oma dit weekend te bezoeken.
A
Tautologie
B
Onjuiste herhaling
C
Dubbele ontkenning
D
Pleonasme

Slide 10 - Quiz

Wat is een verwijswoord?
A
Een woord dat verwijst naar een zelfstandig naamwoord.
B
Een woord dat verwijst naar een ander woord.
C
Een woord dat verwijst naar een werkwoord.
D
Een woord dat verwijst naar zichzelf.

Slide 11 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende formuleringsfout bij verwijswoorden?
A
Het gebruik van een verwijswoord voor een zelfstandig naamwoord.
B
Het ontbreken van een duidelijk antecedent.
C
Het gebruik van een verwijswoord in plaats van een werkwoord.
D
Het gebruik van meerdere verwijswoorden in één zin.

Slide 12 - Quiz

De kat zat op de vensterbank en keek naar buiten.

Slide 13 - Question ouverte

Ik heb meer boeken dan hij.

Slide 14 - Question ouverte

Geschrokken door de plotselinge onweersbui, beëindigden we het kampeertripje.

Slide 15 - Question ouverte

Ik ... (e-mailen) mijn vrienden om ze over het feest te vertellen.
A
mail
B
email
C
e-mail
D
e-mailt

Slide 16 - Quiz

Zij ... (printen) enkele belangrijke documenten voor de vergadering.
A
print
B
printte
C
printen
D
printten

Slide 17 - Quiz

Gisteren ... (downloaden) ik een nieuwe app op mijn telefoon.

Slide 18 - Question ouverte

Morgen ... (vloggen) ze over hun reis naar Leuven.

Slide 19 - Question ouverte

Meerdere werkwoorden?
Zet een komma tussen je antwoorden:

wordt, uitgelegd

Slide 20 - Diapositive

Gisteren ... (spelen) de kinderen na schooltijd in het park en ... (eten) ijs.

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Had je niet door dat Jim zojuist ... (inspelen) op je onzekerheid en dat hij je maar wat op de mouw ... (spelden)?

Slide 23 - Question ouverte

India ... (fabriceren) tegenwoordig een breed scala aan producten en ... (exporteren) ze vervolgens naar westerse landen.

Slide 24 - Question ouverte

Johan zei: "Nog altijd ... (beloven) mijn vriendin na elke ruzie beterschap, maar ik ... (vermoeden) dat er nooit een eind zal komen aan onze meningsverschillen."

Slide 25 - Question ouverte

Het ... (bedreigen) administratiekantoor ... (deleten) morgenochtend, voordat de inspecteurs arriveren, alle ... (belasten) bestanden over de ... (plegen) fraude.

Slide 26 - Question ouverte

Vanmiddag ... (surfen) hij nog op het internet; nu ... (surfen) hij in de ... (kolken) branding van de Noordzee.

Slide 27 - Question ouverte

Maak een zin van minimaal 6 woorden met het woord: vergoede

Slide 28 - Question ouverte

Maak een zin van minimaal 6 woorden met het woord: vergoedde

Slide 29 - Question ouverte

Maak een (samengestelde zin) met de volgende werkwoorden: deletet, verandert.

Slide 30 - Question ouverte

Maak een (samengestelde zin) met de volgende werkwoorden: deletet, veranderd.

Slide 31 - Question ouverte