3B Talent H2

3B Talent H2
Proefwerk oefenen
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

3B Talent H2
Proefwerk oefenen

Slide 1 - Diapositive

Welk woord is een signaalwoord voor een reden?
A
omdat
B
maar
C
terwijl
D
echter

Slide 2 - Quiz

Wat is het gevolg in deze zin?
Ik was van de fiets gevallen en daardoor was ik te laat.

Slide 3 - Question ouverte

Wat is de oorzaak in deze zin?
Ik was van de fiets gevallen en daardoor was ik te laat.

Slide 4 - Question ouverte

Welk signaalwoord herken je?
Ik was van de fiets gevallen en daardoor was ik te laat.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een feit?
A
een standpunt
B
iets wat iemand vindt
C
iets wat je kunt controleren
D
het belangrijkste uit alinea

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'analyseren'?

Slide 7 - Question ouverte

Wat betekent 'publiceren'?

Slide 8 - Question ouverte

Wat betekent 'recent'?

Slide 9 - Question ouverte

Wat betekent 'toenemen'?

Slide 10 - Question ouverte

Uit welke taal komt het woord 'cadeau'?

Slide 11 - Question ouverte

Uit welke taal komt het woord 'plastic'?

Slide 12 - Question ouverte

Uit welke taal komt het woord 'professor'?

Slide 13 - Question ouverte

Welk woord is een leenwoord?
date - afspraakje

Slide 14 - Question ouverte

Welk woord is een leenwoord?
schootcomputer - laptop

Slide 15 - Question ouverte

Noteer de pv('s)
Ik heb goed geleerd dus haal ik een voldoende.

Slide 16 - Question ouverte

Noteer de pv('s)
Als je het weet, mag je het zeggen.

Slide 17 - Question ouverte

Noteer de pv('s)
De cavia van opa en oma Bus is ziek.

Slide 18 - Question ouverte

Welk voegwoord?
Ze praatte tegen me, .... ik aan het bellen was.
A
maar
B
omdat
C
en
D
terwijl

Slide 19 - Quiz

Welk voegwoord?
Ik ga naar huis, ..... ik moet huiswerk maken.
A
maar
B
omdat
C
en
D
want

Slide 20 - Quiz

Hoofdletter: ja of nee?
euro
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Hoofdletter: ja of nee?
nederland
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Hoofdletter: ja of nee?
tubantia
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Hoofdletter: ja of nee?
appel
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Hoofdletter: ja of nee?
enschede
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Mijn moeder (branden tt) vaak haar vingers.

Slide 26 - Question ouverte

's Avonds (worden tt) ik vaak wakker gebeld.

Slide 27 - Question ouverte

(Worden tt) jij ook zo moe van dit gezeur?

Slide 28 - Question ouverte

Gisteren (lopen vt) Sem weg.

Slide 29 - Question ouverte

Gelukkig (reageren vt) zijn ouders niet boos.

Slide 30 - Question ouverte

Ik had de hele dag (winkelen)

Slide 31 - Question ouverte