Grammatica woordsoorten H3 wederk vnw

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H3 grammatica woordsoorten

Wederkerend en wederkerig 

Kun je het woord 'zich' vervangen door iets anders? Björn scheert zich.

1. Nee
2. Ja

Kun je het woord 'zich' vervangen door iets anders? Elsa schaamt zich.

1. Nee
2. Ja

Waarom kun je 'zich' niet vervangen in: Elsa schaamt zich.

Leerdoel

Je kunt in teksten (verplicht en toevallige) wederkerende en wederkerige werkwoorden herkennen

Wederkerende werkwoorden

Bij wederkerende werkwoorden zie je het onderwerp 'wederkeren' als wederkerend voornaamwoord:

Ik verslaap me.

Jij verslaapt je.

Hij schaamt zich.

Wij verspreken ons.

Zij scheren zich.

Toevallig of verplicht

Verplicht wederkerende werkwoorden hebben altijd een wederkerend voornaamwoord:
zich schamen, zich vergissen, zich verslapen, zich verspreken etc.

Toevallig wederkerende werkwoorden hebben soms een wederkerend voornaamwoord. Alleen deze werkwoorden kunnen ook mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf bij zich hebben.

Elsa bezeerde haar voet. Else bezeerde zich/zichzelf toen ze viel.

Wederkerend of persoonlijk?

Zich is altijd een wederkerend voornaamwoord

Me, je en ons kunnen ook een persoonlijk voornaamwoord zijn

Je en ons kunnen ook bezittelijk voornaamwoord zijn

Wederkerend of persoonlijk?

Kun je me, je of ons vervangen door:

- hij of hem: dan is het een persoonlijk voornaamwoord
(Hij ziet me -> hij ziet hem -> persoonlijk)

- zijn: dan is het een bezittelijk voornaamwoord

(Ik zie je fiets -> ik zie zijn fiets -> bezittelijk)

- zich: dan is het een wederkerend voornaamwoord.

(Ik was me -> Hij wast zich -> wederkerend)

Even oefenen: Zij schaamt ...

1. haar
2. zichzelf
3. zich
4. ze

Even oefenen: Wij verplaatsen ...,

1. ons
2. onszelf
3. mag allebei

Even oefenen: Ik was me.

1. me = wederkerend vnw
2. me = bezittelijk vnw
3. me = persoonlijk vnw
4. me = betrekkelijk vnw

Even oefenen: Ik zie je.

1. je = wederkerend vnw
2. je = bezittelijk vnw
3. je = persoonlijk vnw
4. je = betrekkelijk vnw

Even oefenen: Ik zie ons huis.

1. ons = wederkerend vnw
2. ons = bezittelijk vnw
3. ons = persoonlijk vnw
4. ons = betrekkelijk vnw

Maak de juiste combinaties

Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?

Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?

Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?

Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

wederkerig voornaamwoord

wederkerend voornaamwoord

Woordsoorten

Ken je alle tot nu toe geleerde woordsoorten nog? 

Zelfstandig naamwoord, (on)bepaald lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord, aanwijzend vnw, vragend vnw, pers. vnw, bezittelijk vnw, betrekkelijk vnw, onbepaald vnw, wederkerend vnw, wederkerig vnw, (on)bepaald hoofdtelwoord, (on)bepaald rangtelwoord, voorzetsel, bijwoord, voegwoord.

Zo nee, herhalen met De Brug en H1-3 grammatica woordsoorten

Zie ook schema in classroom

Exit-ticket

Exit ticket
Geef aan wat je:
1) nu helemaal snapt
2) nog eens uitgelegd wilt krijgen

Aan de slag

Maken in de digitale methode H3 formuleren (fouten met verwijswoorden) 

startopdracht, theorie lezen en opdracht 1

Volgende uur: Verder met kampvuurcompetitie!