h3/a3 chap 2 adjectif

H2 : La Bretagne
Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

chapitre 2 :  l'adjectif et l'adverbe

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 5 min

Éléments de cette leçon

H2 : La Bretagne
Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

chapitre 2 :  l'adjectif et l'adverbe

Slide 1 - Diapositive

1. De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Kijk en luister op de volgende dia naar het instructiefilmpje
Kijk en luister naar het instructiefilmpje over de VORM van het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 2 - Diapositive

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het over gaat.

Un grand garçon
Deux grands garçons
Une grande fille
Deux grandes filles

M. enkv
M. mv
-
+ S
V.enkv
V.meerv
+e
+ es

Slide 3 - Diapositive

Hoofdregel : het bijvoeglijk voornaamwoord komt na het zelfstandig naamwoord BEHALVE als het bijvoeglijk voornaamwoord in onderstaand rijtje voorkomt:
bon beau joli, haut long petit, jeune vieux grand, gros mauvais méchant, nouveau autre large
én alle (rang) telwoorden

LET OP
3 van bovenstaande bvnw’s hebben 2 vormen voor mannelijk:

=> beau wordt BEL als het mannelijk znw met een klinker begint :
een mooie boom: un bel arbre

=>nouveau wordt NOUVEL als het mannelijk znw met een klinker begint : un nouvel ami

=> vieux wordt VIEIL als het mannelijk znw met een klinker begint: un vieil homme (want een h gedraagt zich ook als een klinker in het Frans, die is stom)


Slide 4 - Diapositive

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord komt ACHTER het zelfstandig naamwoord. Behalve het rijtje hieronder. Dat moet je uit je hoofd leren. Dat gaat makkelijker als je ze hardop uitspreekt. Dan merk je namelijk dat de woorden rijmen.
VOOR het zelfstandig naamwoord:
Bon / Beau / Joli
Haut / long / petit
Jeune / vaste / grand
Vieux / mauvais / méchant
Nouveau / Gros / autre / large

Slide 5 - Diapositive

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(groot) J'ai deux .........soeurs ..........

A
grandes soeurs
B
soeurs grandes

Slide 6 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(sportief) C'est un ..... garçon .......

A
un sportif garçon
B
un garçon sportif

Slide 7 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(aardig) C'est un ....... prof ........
A
un prof sympa
B
un sympa prof

Slide 8 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(zwart) Je préfère les ..............pantalons .................
A
noirs pantalons
B
pantalons noirs

Slide 9 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(oud) C'est une ..... maison .....
A
vieille maison
B
maison vieille

Slide 10 - Quiz

Geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

(groot / grand) J'ai deux .....frères.

Slide 11 - Question ouverte

Geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

(mooi / beau) C'est une ....... fille.

Slide 12 - Question ouverte

Geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

(frans / français) J'adore les films ....!

Slide 13 - Question ouverte

Geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

(gelukkig/ heuereux) Ma mère était vraiment ....!

Slide 14 - Question ouverte

Geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

(wit, blanc) Je préfère les baskets .....

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Lien

Slide 18 - Lien