Weerstand concept

Elektriciteit in huis
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Elektriciteit in huis

Slide 1 - Diapositive

Planning
Planning en leerdoelen bespreken.
Herhaling. 
Ohmse weerstanden.
Oefenen. 

Slide 2 - Diapositive

Doelen voor vandaag
Je kunt uitleggen wat het nut is van een weerstand in een schakeling.

Je berekent de weerstand met behulp van de stroomsterkte en de spanning. 

Slide 3 - Diapositive

Wat is geen spanningsbron?
A
accu
B
batterij
C
schakelaar
D
dynamo

Slide 4 - Quiz

Een stroom- of Ampéremeter is altijd parallel geschakeld.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Weerstand
Als er stroom door een apparaat loopt ontstaat er weerstand.

Deze weerstand  in een elektriciteitssnoer is o.a. afhankelijk van: 
1. de lengte; Hoe langer het snoer, hoe groter de weerstand.
2. de dikte; Hoe dunner het snoer, hoe groter de weerstand.
Weerstand is hoe makkelijk of hoe moeilijk de elektronen door een materiaal heen bewegen.

Slide 6 - Diapositive

Een multimeter meet: 
  • Spanning (volt)
  • Stroomsterkte (Ampère)
  •  Weerstand (Ohm)

Slide 7 - Diapositive

Wet van Ohm
De elektrische stroomsterkte hangt af van twee dingen:
  • de spanning 
  • de weerstand. 

Spanning kun je vergelijken met de kracht waarmee de elektrische deeltjes vooruit geduwd worden. 

Hoe hoger de spanning, hoe groter de stroomsterkte. 

Hoe groter de weerstand, hoe lager de stroomsterkte. 

Slide 8 - Diapositive

Wet van Ohm

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Stappen
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule
4. Berekening
5. Antwoord +eenheid

Slide 11 - Diapositive

Uitwerking opdracht 
Gegevens:
I = 1,2 A
R= 15 Ohm

Gevraagd:
U

Oplossing:
Spanning = stroomsterkte x weerstand
U = I x R
U = 1,2 x 15
U = 18 V

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 1

Slide 13 - Diapositive

Uitwerking opdracht 1

Slide 14 - Diapositive

Opdracht 2

Slide 15 - Diapositive

Uitwerking opdracht 2

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 3

Slide 17 - Diapositive

Uitwerking opdracht 3

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 4

Slide 19 - Diapositive

Uitwerking opdracht 4

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld van een weerstand

Slide 21 - Diapositive

Symbool weerstand
Hoe teken je een weerstand in een schakelschema? 

Je gebruikt het symbool in het plaatje hiernaast. 

Slide 22 - Diapositive

Waarde van een weerstand
De waarde van een weerstandje kun je bepalen aan de hand van de gekleurde ringen. 

Op het plaatje hiernaast zie je wat de kleurcode van een weerstand betekent. 

Slide 23 - Diapositive

Ring 4 en evt 5
De 4e (en soms 5e ring) zijn zilver of goud. Dit betekent dat ze een afwijking hebben. Bij zilver is de afwijking 10% en de gouden 5%. 

Slide 24 - Diapositive

Hoe werken die kleurcodes dan?
In de hieropvolgende plaatjes zie je hoe je stap voor stap de weerstand kunt bepalen door naar de ringen te kijken. 
De eerste afbeelding laat het voorbeeld zien, de 2e, 3e en 4e laten de waarde van de ring zien. 

Slide 25 - Diapositive

Hier zie je kleuren van de ringen

Slide 26 - Diapositive

De groene ring geeft een 5 aan

Slide 27 - Diapositive

De blauwe ring geeft een 6 aan

Slide 28 - Diapositive

De rode ring geeft 2 nullen aan

Slide 29 - Diapositive

Bijna klaar
De laatste ring is goud. Dit geeft dus aan dat er een afwijking kan zijn van 5%. 

De weerstand tussen ligt tussen de 
5320 Ohm en 5880 Ohm

Slide 30 - Diapositive

  • Maken 3.2 (evt. 3.1 afmaken)
  • Werk netjes en zorgvuldig
  • Als je klaar bent laat je het door mij controleren
  • Als ik het voldoende vind kun je het huiswerk nakijken/verbeteren.
  • Klaar? dan kun je rustig iets voor jezelf gaan doen.

Slide 31 - Diapositive