8.4 Reactie en remmen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

8.4 Reactie en remmen

Volgende week toets!

Lees eerst rustig het hoofdstuk door. 

Maak een samenvatting met de OTO

Leer deze samenvatting

Maak de TJ

Even herhalen

Ga op je laptop naar Lessonup.io en vul de pincode van hieronder in. 

Trampoline springen is:

1. Veerkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaartekracht
4. Spierkracht

Je zet de kruk op de tafel:

1. Veerkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaartekracht
4. Spierkracht

Je stopt haalt je voet van het gas, maar remt niet. Toch vertraagd de auto, dit komt door de:

1. Veerkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaartekracht
4. Spierkracht

De kruk die je net op tafel hebt gezet valt weer naar beneden... Dit is:

1. Veerkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaarterkracht
4. Spierkracht

De eenheid van kracht is

1. meter
2. F
3. Newton
4. power

Een pak suiker is 1 kg. Hoe groot is de zwaartekracht die op het pak suiker werkt?

1. 0,1 N
2. 1 N
3. 10 N
4. 100 N

Wie wint?

1. Links
2. Rechts

Als de bovenste pijl 80N is, hoeveel is de onderste dan?

1. 100 N
2. 80 N
3. 40 N
4. 20 N

Julie fietst van school naar huis. Ze doet er 18 minuten over. Reken 18 minuten om naar uren.

1. 18:60= 0,3 uur
2. 18x60=1080 uur

Remmen (en botsen)

Hoe kan een kracht een voorwerp veranderen?

Snelheid veranderen

Op zijn plek houden

Vervormen

Aan de slag 1

MAAK  opdracht 1 tm 5 van de TJ

Stopafstand?

Dat is de reactieafstand + remweg = Stopafstand

Wat gaan we doen vandaag?

- met een formule de reactieafstand uitrekenen; 

- uit het remafstand,snelheid-diagram de remafstand bepalen;

- de stopafstand berekenen.

reactietijd

dit is de tijd tussen het zien en het reageren

Reactieafstand berekenen

Snelheid x reactietijd = reactieafstand

       v x t = s

v= snelheid in km/h of m/s

t= tijd in seconde

s = afstand in kilometer of meter 

Begrippen

Constante snelheid: steeds even snel

Gemiddelde snelheid = afstand : tijd

Reactietijd: de tijd tussen iets zien/horen en reageren

Reactieafstand: de afstand die je aflegt tijdens je reactietijd.

Remweg: afstand tot je stilstaat

Stopafstand: reactieafstand + remweg

Eenheden en Grootheden

Hoe noteer ik dit?

G: Gegevens

G: Gevraagd

F: Formule

O: Oplossing

A: Antwoord

Reactietijd

Cindy fietst naar school en moet ineens remmen.
Ze rijd 19 km/h en haar reactietijd is 1 s.

Veranderd de snelheid in die 1 s?

Opdracht 1a: 

Cindy fietst naar school met een snelheid van 18 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 1 sec. Reactieafstand?

G: V=18 km/h, t= 1 s.

G:  s=?

F: km/h -> m/s / door 3,6

O: 18 / 3,6 = 5 m/s. 

A: Cindy's reactieafstand is:  5 meter. 

Opdracht 1b: 

Cindy fietst naar school met een snelheid van 19 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 0,8 sec. Reactieafstand?

G: V=19 km/h, t= 0,8 s.

G:  s=?

F: km/h -> m/s / door 3,6

O: ___________________________________

A: Cindy's reactieafstand is: ____ meter. 

Opdracht 1b: 

Cindy fietst naar school met een snelheid van 19 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 0,8 sec. Reactieafstand?

G: V=19 km/h, t= 0,8 s.

G:  s=?

F: km/h -> m/s / door 3,6

O: 19 / 3,6 = 5,3 m/s. 5,3 x 0,8 = 4,2 meter.

A: Cindy's reactieafstand is: 4,2 meter. 

wat kan reactietijd beinvloeden?

_ moe

_ medicijnen

_ ouder worden

_ Afleiding (mobiel, muziek)

Opdracht 1c: 

Cindy fietst van school met een snelheid van 16 km/h en moet ineens remmen. Ze is erg moe. Haar reactietijd is 1,3 sec. Reactieafstand?

G: V=16 km/h, t= 1,3 s.

G:  s=?

F: km/h -> m/s / door 3,6

O: _______________________________________

A: Cindy's reactieafstand is: ____________ meter. 

Opdracht 1c: 

Cindy fietst van school met een snelheid van 16 km/h en moet ineens remmen. Ze is erg moe. Haar reactietijd is 1,3 sec. Reactieafstand?

G: V=16 km/h, t= 1,3 s.

G:  s=?

F: km/h -> m/s / door 3,6

O: 16 / 3,6 = 4,4 m/s, 4,4 x 1,3 = 5,8 meter

A: Cindy's reactieafstand is: 5,8 meter. 

Opdracht 2a

Dominique rijd op een 80 km weg. Plots steekt er een hert over. Ze remt en na precies 5 seconden staat ze stil. Welke afstand is haar remweg?

G: v=80 km/h, t=5 sec remweg.

G: s=?

F: km/h -> m/s / door 3,6

O: 80/3,6= 22,2 m/s, 22,2 x 5 = 111 m. 

A: Dominique heeft een remweg van 111 meter. 

Opdracht 2b

Dominique rijd op een 100 km weg. Plots steekt er een hert over. Ze remt en na precies 8 seconden staat ze stil. Welke afstand is haar remweg?

G: v=100 km/h, t=8 sec remweg.

G: s=?

F: km/h -> m/s / door 3,6

O: ____________________________________

A: Dominique heeft een remweg van _________ meter. 

Opdracht 2b

Dominique rijd op een 100 km weg. Plots steekt er een zwijn over. Ze remt en na precies 8 seconden staat ze stil. Welke afstand is haar remweg?

G: v=100 km/h, t=8 sec remweg.

G: s=?

F: km/h -> m/s / door 3,6

O: 100/3,6= 27,8 m/s, 27,8 x 8 = 222 m. 

A: Dominique heeft een remweg van 222 meter. 

STOPAFSTAND

Stopafstand = 

Reactieafstand + Remafstand

Opdracht 3a

Erik rijd op de snelweg 120 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 11 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,2 s. Wat is de stopafstand?

G: v=120 km/h (120/3,6= 33,3 m/s), t=remweg 11 s en reactietijd=1,2 s

G: 

F: 

O: 

A: 

Opdracht 3a

Erik rijd op de snelweg 120 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 8 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,2 s. Wat is de stopafstand?

G: v=120 km/h (120/3,6= 33,3 m/s), t=remweg 8 s en reactietijd=1,2 s

G: Stopafstand in m. 

F: Stopafstand = Reactieafstand + Remweg

O: Reactieafstand: 33,3x1,2= 40 m Remweg: 266,4 m 

Stopafstand = 40 +266,4= 306,4 m

A: Stopafstand = 306,4 m. 

Opdracht 3b

Erik rijd op de snelweg 130 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 12 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,1 s. 

G: 

G: 

F: 

O: 

A: 

Opdracht 3b

Erik rijd op de snelweg 130 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 12 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,1 s. 

G: 

G: 

F: 

O: 

A: