1.2 Onderzoeken

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Paragraaf 2: Onderzoeken

Programma

• Proef 1+2 bespreken (5 min)
• Test Jezelf 1.1 
• Uitleg 1.2
• Opdrachten 1.2 maken

Herhaling 1.1

1. Verschil tussen natuurkunde en scheikunde
2. Röntgenstraling

Leerdoelen 1.2

• Je kunt uitleggen wat de wetenschappelijke methode is.
  
• Je kunt uitleggen hoe je veilig kunt waarnemen bij een onderzoek.
  
• Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
  
• Je kunt uitleggen wat een indicator is.

Wetenschappelijke methode

Je wilt bij Natuur en Scheikunde dingen ontdekken.  Dit doe je door onderzoek te doen

1. Onderzoeksvraag: wat je wilt ontdekken tijdens het onderzoek.
2. Hypothese: voorlopig antwoord, de uitkomst die je vooraf voorspelt.
3. Werkplan: beschrijving onderzoek, materialen, foto opstelling
4. Resultaten: overzichtelijk in een tabel en/of grafiek.
5. Conclusie: beantwoorden onderzoeksvraag

Leerdoelen

• Je kunt benoemen wat je met je zintuigen kunt waarnemen.
• Je kunt beschrijven hoe je voorzichtig aan onbekende stoffen kunt ruiken.
• Je kunt uitleggen waarom je bij natuurkunde en scheikunde nooit mag proeven van een stof.
• Je kunt beschrijven wat de onderzoeksvraag en de conclusie van een onderzoek zijn. 

Waarnemen

Je moet nauwkeurig kunnen waarnemen!

Maar waar doe je dat mee? 

• Zintuigen

Zintuigen

Ruiken aan een onbekende stof

Onderzoek doen

Je wilt bij Natuur en Scheikunde dingen ontdekken. 
Dit doe je door onderzoek te doen.

Onderzoeksvraag -> Het onderzoek -> Conclusie van het onderzoek

Kokend water als voorbeeld gebruiken

Grootheid, eenheid, meetwaarde

Een eenheid is een hoeveelheid of maat waarin je iets uitdrukt. Een eenheid staat altijd achter een getal.

Bijvoorbeeld: 52 kg  Het getal 52 is de meetwaarde, kg is de eenheid.

Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten. Iedere grootheid heeft zijn eigen eenheden. Bijvoorbeeld grootheid massa heeft eenheid g of kg.

Indicator

In laboratoria worden indicatoren gebruikt. 

Met een indicator kun je onderzoeken of een bepaalde stof wel of niet aanwezig is. 

De indicator verandert van kleur onder invloed van die andere stof.  Bijvoorbeeld jodium kleurt donkerblauw bij aanwezigheid van zetmeel.

Wat ga je nu doen?

Wat: Proef 1 blz. 25 in je werkboek uitvoeren 

Hoe: individueel,  vragen beantwoorden 

Tijd: 10 min

Waarnemen doe je met je zintuigen

1. Waar
2. Niet waar

Wat is géén zintuig

1. Zien
2. Ogen
3. Horen
4. Ruiken

Deze mevrouw gebruikt de juiste manier om aan een onbekende stof te ruiken

1. Waar
2. Niet waar

Wat is de juiste volgorde van onderzoek doen?

1. Onderzoeksvraag -> Conclusie-> Het onderzoek
2. Het onderzoek -> Conclusie -> Onderzoeksvraag
3. Onderzoeksvraag -> Het onderzoek -> Conclusie
4. Het onderzoek -> Onderzoeksvraag -> Conclusie

Wat ga je nu doen?

Wat: Lezen theorie 1.2  in je boek (blz. 13-15)

Hoe: Maken opdracht 1 t/m 5

Tijd: 10 min

Huiswerk: Maken t/m opdracht 10

HUISWERK

Bestuderen theorie 1.2

Maken t/m opdracht 10