De Retailformule

• Economie en Ondernemen
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Commercieel

Vandaag
Wat: theorie hoofdstuk 2 

Hoe: kennis toets (open boek) + praktijkopdracht

Donderdag: toets hoofdstuk 2

Volgende week hoofdstuk 3, zelfde opzet

Leerdoelen

Na deze les weet je meer over:

• de retail formule (aandachtspunten: sfeer, imago en klantenbinding)
• distributie en bijbehorende begrippen
• branche, branche vervaging en branche organisaties 

Na deze les kan je de volgende elementen herkennen, omschrijven en/of toepassen: 

• doelgroep
• assortiment
• concurrentiepositie

Wat is een ander woord voor "het beeld dat een bedrijf over zichzelf heeft"?

1. Imago
2. Identiteit
3. Beeldvorming
4. Profilering

Wat is een ander woord voor "het beeld dat anderen van het bedrijf hebben"?

1. Imago
2. Identiteit
3. Beeldvorming
4. Profilering

Een doelgroep is een groep:

1. afnemers waarop een bedrijf zich richt
2. leveranciers waarop een bedrijf zich richt
3. personeel waarop een bedrijf zich richt
4. concurrenten waarop een bedrijf zich richt

Een goede omschrijving van marketing is:

De ondernemer ....

1. heeft veel verstand van de markt
2. let bij het zakendoen veel op zijn leveranciers
3. koopt vooral wat de fabrikanten aanprijzen
4. richt zich bij het zakendoen op de klant

De doelgroep van het nieuwe warenhuis bestaat uit mensen van 18 t/m 80 jaar met een goed inkomen en wonend in de omgeving van het warenhuis. Welk van de kenmerken wordt in de doelgroep beschrijving niet genoemd?

1. Leeftijd
2. Bestedingsniveau
3. Geografisch
4. Opleidingsniveau

De marketinginstrumenten zijn:

1. Product, prijs, periode, personeel, promotie, presentatie
2. Product, prijs, plaats, personeel, promotie, presentatie
3. Product, prijs, periode, people, promotie, presentatie
4. Product, prijs, plaats, people, passage, presentatie

Het positioneren van een bedrijf betekent, ervoor zorgen dat:

1. de vestigingsplaats van het bedrijf wordt bepaald.
2. de positie ten opzichte van de leveranciers wordt bepaald.
3. het bedrijf zich onderscheidt van zijn concurrenten
4. het bedrijf zich onderscheidt van zijn producenten

De drogisterijketen De Alleszorger zit op diverse plekken in Nederland. De winkels verkopen uiteenlopende producten, van medicijnen tot verzorgingsproducten. Mensen komen er graag vanwege de gunstige prijzen. In de winkels worden de producten op een aantrekkelijke manier uitgestald en er is altijd voldoende voorraad. De keten geeft zelf een folder uit en zit op Facebook en Instagram. Welke P is niet genoemd in de beschrijving?

1. Presentatie
2. Personeel
3. Promotie
4. Prijs

Branchevervaging betekent:

1. dat er steeds meer branches weggaan
2. dat er steeds meer branches bijkomen
3. de winkels steeds meer producten uit andere branches gaan verkopen
4. de winkels steeds meer producten uit slechts 1 branche gaan verkopen

Bij directe distributie gaat een product van de producent .....

1. naar de groothandel en vervolgens naar de consument
2. naar de winkel en dan naar de consument
3. meteen naar de consument
4. naar de webshop en dan naar de consument

Carla bestelt een broek bij een winkel. De winkel geeft de bestelling door aan de fabriek. De fabriek stuurt de bestelling naar Carla. Carla krijgt de rekening van de winkel.
Dit is een voorbeeld van:

1. Fysieke distributie
2. Dropshipping
3. Online shopping

Albert Hein en Aldi zijn voorbeelden van een:

1. Warenhuis
2. Store in Store
3. Hypermarkt
4. Supermarkt

In een warenhuis is onder andere een parfumeriewinkel gevestigd. Dit is een voorbeeld van:

1. Een outlet-store
2. een store in store
3. een cross-channel-shop
4. een kringloopwinkel

Een juwelierszaak met veel luxe merken is een voorbeeld van een:

1. Store in store
2. Outletstore
3. Speciaalzaak
4. Discounter

Duale distributie is distributie waarbij:

1. de klant kan kiezen uit directe en indirecte distributie
2. altijd een tussenpersoon is ingeschakeld
3. nooit een tussenpersoon wordt ingeschakeld
4. de klant niet kan kiezen uit directe en indirecte distributie

Intensieve distributie is een product ....

1. op slechts 1 verkoopplaats aanbieden
2. op zo veel mogelijk plaatsen aanbieden
3. aanbieden bij winkels waarbij de fabrikant achter de bedrijfsformule staat
4. alleen via een webshop aanbieden

Je wordt hier geholpen door een medewerker. 

Hierbij pak je zelf alle artikelen, je doet ze in een kar of mandje en rekent af bij de kassa. 

Hiervoor hoef je de deur niet uit, je hebt alleen een computer, laptop, tablet of smartphone nodig.

Hierbij pak je gedeeltelijk zelf je spullen, maar bij sommige afdelingen wordt je geholpen door een medewerker.

Winkel met bediening

Winkel met zelfbediening

Winkel met semi zelfbediening

Webshop

Winkel waarin van bekende merken oudere collecties tegen lagere prijzen worden verkocht

Grote winkel met je dagelijkse en niet dagelijkse boodschappen.

Winkel met goedlopende producten, een lage prijs en weinig service.

Hypermarkt

Discounter

Outletstore

Winkel in een grote winkel

Winkel waar tweedehands goederen worden verkocht.

Winkel waarbinnen je  ook uit de webshop kunt bestellen. 

Store in store shop

Kringloopwinkel

Cross-channel-shop

Wat wordt verstaan onder het marktaandeel van een bedrijf?

Welk bedrijf had in 2017 en 2018 het laagste marktaandeel?

Beschrijf in de tabel wat er in de marktaandelen van AH, Jumbo, Aldi en Lidl is veranderd van 2017 naar 2018.

Welke supermarkt heeft in 2018 het grootste marktaandeel?

Wat kun je zeggen over het verband tussen de veranderingen in het marktaandeel 2017 en 2018 van AH enerzijds en de veranderingen in de winkelaantallen 2017 en 2018 van AH anderzijds? 

Wat kun je zeggen over het verband tussen de veranderingen in het marktaandeel 2017 en 2018 van Jumbo enerzijds en de veranderingen in de winkelaantallen 2017 en 2018 van Jumbo anderzijds?

De opdracht

Je neemt een aantal docenten E&O als ijkpersoon om een bepaalde doelgroep een gezicht te geven. Je gaat je daarom verdiepen in de verschillende kenmerken die deze ijkpersonen (mogelijk) hebben. Je maakt een collage van 4 personen met daarin een aantal belangrijke kenmerken.

- Je doet de opdracht individueel

- Je kiest 4 van de 5 docenten van wie je de collage gaat maken.

- Je kiest per docent 4 van de 5 onderwerpen waarover je wat gaat weergeven. De onderwerpen moeten passen bij de ijkpersoon. Als je verwacht dat je ijkpersoon bijvoorbeeld nooit op vakantie gaat, sla je de vakantiebestemming over.

- Je zet op de collage in elk gekozen vak minimaal één afbeelding waarmee de kenmerken van de ijkpersoon over het betreffende onderwerp duidelijk worden.

- Op de achterkant van elke collage schrijf je hoe je inspeelt op de kenmerken van de doelgroep wanneer je voor deze doelgroep een webshop zou maken waarin je kleding aanbiedt.