1V - herhaling unité 7

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Leerdoel 1: ik kan laten zien dat ik het werkwoord 'faire' in een zin kan gebruiken.
  • Leerdoel 2: ik kan laten zien dat ik wat in het verleden kan vertellen (passé composé)

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel 1
Ik kan laten zien dat ik het werkwoord 'faire' in een zin kan gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Kies de juiste vorm van het werkwoord ‘faire’:
Tu ___ du sport?
A
fais
B
fait
C
faisons
D
faites

Slide 4 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord ‘faire’:
Oui, je ___ de la natation.
A
fais
B
fait
C
faisons
D
faites

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord ‘faire’ in.
Ils ___ du ski.

Slide 6 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord ‘faire’ in.
Elle ___ une pizza.

Slide 7 - Question ouverte

** Vertaal de wooden tussen haakjes.
____ nos devoirs. (wij maken)
A
nous faisons
B
nous faites
C
vous faisons
D
vous faites

Slide 8 - Quiz

** Vertaal de wooden tussen haakjes.
____ une invitation pour la fête. (Léa maakt)
A
Léa fais
B
Léa fait
C
Léa fai
D
Léa font

Slide 9 - Quiz

** Vertaal de wooden tussen haakjes.
___ du vélo? (doen jullie)

Slide 10 - Question ouverte

** Vertaal de wooden tussen haakjes.
___ un dessin. (ik maak)

Slide 11 - Question ouverte

Het werkwoord 'faire' (7.3) beheers ik (kies de emotie die past):
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage

Leerdoel 2
Ik kan laten zien dat ik wat in het verleden kan vertellen (passé composé) 

Pak je boek, spieken mag :) 

Slide 13 - Diapositive

Kies de passé composé van het ww tussen haakjes.
J'___ la série Lupin deux fois! (regarder)
A
ai regarder
B
ai regardé
C
as regarder
D
a regardé

Slide 14 - Quiz

Kies de passé composé van het ww tussen haakjes.
Il ___ un grand cadeau. (avoir)
A
as eu
B
ai eu
C
a eu
D
a avoiré

Slide 15 - Quiz

Vul de passé composé in van het ww tussen haakjes.
Vous ___ une glace? (acheter)

Slide 16 - Question ouverte

Vul de passé composé in van het ww tussen haakjes.
Tu ___ une salade. (manger)

Slide 17 - Question ouverte

** Vertaal alles tussen haakjes in de passé composé.
___ pendant le cours. (Hij heeft gefilmd)
A
Elle a filmé
B
Il as filmé
C
Il ai filmé
D
Il a filmé

Slide 18 - Quiz

** Vertaal alles tussen haakjes in de passé composé.
___ un petit chat. (zij (m) hebben gewild)
A
Elles a voulu
B
Elles ont voulu
C
Ils a voulu
D
Ils ont voulu

Slide 19 - Quiz

** Vertaal in de passé composé.
____ malade? (bent u ziek geweest?

Slide 20 - Question ouverte

** Vertaal in de passé composé.
___ une belle photo. (ik heb gemaakt)

Slide 21 - Question ouverte

Op een schaal van 0% - 100% beheers ik dit onderwerp ...
0100

Slide 22 - Sondage

Slide 23 - Diapositive