Week 9 Hoofdstuk 3 Overleggen en vergaderen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Beroepsthema 2 

Communicatie op het werk

Hoofdstuk 3

Overleggen en vergaderen

Telefoneren

Omdat je de ander tijdens het gesprek niet ziet, is het lastiger om goed te communiceren. Doordat je de gezichtsuitdrukking niet ziet, is het moeilijk inschatten of iemand bijvoorbeeld een grapje maakt 

Goede afspraak zakelijk telefoongesprek

Slechte afspraak zakelijk telefoongesprek

Pen en papier om iets te noteren

Zacht en snel praten 

Eten tijdens je gesprek

Rustig en beleefd blijven

Andere dingen doen tijdens het gesprek

Hoe neem je de telefoon aan?

1. Hallo met Inge.
2. Goedemorgen, Vistacollege met Inge
3. Goedemorgen, Vistacollege
4. Goedemorgen met Inge

1. Videofragment 

Bekijk en beluister het fragment op de volgende dia.

Belangrijk: Let goed op wat ze zeggen en de manier waarop ze het zeggen. 

0

Wat vind je van het telefoongesprek? + leg uit waarom

Wat doen ze goed? 

Wat doen ze niet goed? 

begroeten

voorstellen

articuleren

herhalen

beiden afscheid nemen

formele houding 

Telefoon aannemen

1. Neem de telefoon aan.
2. Vraag waarmee je de beller kunt helpen.
3. Noteer de naam van de persoon die belt, zo kun je de persoon persoonlijk aanspreken.
4. Probeer de beller zo goed mogelijk te helpen.
5. Maak de beller duidelijk wat gaat gebeuren.
6. Vragen of je alle vragen van de beller hebt beantwoord.
7. Sluit af met een groet. 

Opbellen

1. Begin het gesprek.
2. Als je belt en je weet wie je wilt spreken, vraag naar die persoon.
3. Heb je de juiste persoon aan de lijn, vertel waarom je belt en stel jouw vragen.
4. Stel controlevragen om na te gaan of je de ander goed begrepen hebt.
5. Sluit het gesprek beleefd af.

De telefoon gaat. Je neemt op. Wat zeg je als eerste?

1. Niks, ik wacht tot de ander iets zegt.
2. Ik zeg "Hallo".
3. Ik zeg "hallo" tegen de ander en ik zeg mijn naam.
4. Ik vraag waarom de ander belt

Als ik iemand bel, wie bepaalt dan waar we over praten?

1. Ik bepaal, want ik heb gebeld.
2. Ik wacht tot de ander begint te vertellen.

Wie praat er tijdens het gesprek?

1. Alleen ik
2. Alleen de ander
3. We praten allebei tegelijk
4. We praten om de beurt

Hoe moet je een telefoongesprek afronden als je wil op hangen?

Studiemeter

Voegwoorden;

alles door elkaar

Maak opdracht  20 en 21 (pag 207-211 ) in je Via Werkboek

Stuur de opname van opdracht 21 door via de chat, hiervoor krijg je een punt.

Opdrachten en huiswerk

Studiemeter:

Stijl: Voegwoorden (2 oefeningen kiezen)