H5 formuleren: Verwijswoorden

H5 Taalverzorging (formuleren): Verwijswoorden
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H5 Taalverzorging (formuleren): Verwijswoorden

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5 minuten lezen
Ga naar een nieuwssite en kies een artikel uit dat jij interessant vindt. Lees hem goed door. 3 mensen worden bevraagd. 
timer
5:00
Bijv: nos.nl // nu.nl 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
Nieuws lezen & bespreken  
Woord van de week 
Uitleg H5 taalverzorging verwijswoorden
opdracht samen
Zelfstandig aan het werk

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Je weet wanneer je de verwijswoorden hij, hem, deze, die, zij(ze), haar, het, dit, dat, hen en hun moet gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woord van de week: aanhoudend
Vergelijkbare woorden/vormen van het woord: 


Zinnen met het woord waarin de betekenis duidelijk wordt: 


week 13 

Slide 5 - Diapositive

Vergelijkbare woorden/vormen van het woord: 
- blijvend
- vasthoudend 
- aanhoudende 
- continu 
- steeds
- voortdurend

Zinnen waaruit de betekenis duidelijk wordt:
1. De aanhoudende belangstelling komt door alle berichten op de sociale media. 
2. Bij aanhoudende pijn moet je de huisarts bellen. 


Verwijswoorden

Opa Piet werd 's ochtends wakker. Opa Piet stapte uit bed en pakte zijn pantoffels. De pantoffels van opa Piet waren nieuw. Opa Piet had zijn nieuwe pantoffels de vorige dag gekocht in de winkel om de hoek. De nieuwe pantoffels waren niet erg duur. Opa Piet had de nieuwe pantoffels in de uitverkoop gevonden.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden

Opa Piet werk 's ochtends wakker. Opa Piet HIJ stapte uit bed en pakte zijn pantoffels. De pantoffels van opa Piet  ZE waren nieuw. Opa Piet had zijn nieuwe pantoffels ZE de vorige dag gekocht in de winkel om de hoek. De nieuwe pantoffels ZE waren niet erg duur. Opa Piet had de nieuwe pantoffels ZE in de uitverkoop gevonden.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Als je verwijst naar een man, gebruik je:

HIJ, ZIJN OF HEM

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

De jongen is blij met zijn cadeau. Hij speelt ermee.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Als je verwijst naar een vrouw, gebruik je:

ZIJ, HAAR OF ZE

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

Het meisje is blij met haar cadeau. Zij speelt ermee.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Als je verwijst naar een het-woord, gebruik je:

HET of ZIJN

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

Het paard is blij met zijn stal. Het speelt erin.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Als je verwijst naar meervoud, gebruik je:

ZE, ZIJ, HUN OF HEN

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:
* De kinderen zijn blij met hun cadeaus. Ze spelen ermee.
* Ik geef hun na het eten meer tijd om ermee te spelen. 
* Ik geef het eten aan hen.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Er zijn nog 4 andere verwijswoorden.

die - deze - dat - dit

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
DIE en DEZE gebruik je als je verwijst naar DE-woorden.

Woorden die als lidwoord DE hebben.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

De auto die daar staat is net nieuw.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
DAT en DIT gebruik je als je verwijst naar HET-woorden.

Woorden die als lidwoord HET hebben.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Bijvoorbeeld:

Het autootje dat daar staat is net nieuw.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
De auto die daar staat is net nieuw.

Het autootje dat daar staat is net nieuw.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk: do 3 juni
* H5 Nieuw Nederlands Online alles af?
* Oefentoets H5 m

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions