Kapitel 2: stam d/t + geslacht zelfst. nw

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Kapitel 2 Grammatik

regelmatige werkwoorden

-d/-t

geslacht zelfst. nw

Doel:

Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen

en ik ken de uitzonderingen op deze regel bij de stam eindigend op d/t

Hoe zat het ook alweer?

de stam

Hoe maak je in het Duits de stam van een werkwoord?

1. hele werkwoord
2. hele werkwoord -en
3. ik-vorm

regelmatige werkwoorden

Regelmatige werkwoorden: wohnen

werkwoord: wohnen, stam: wohn       

ich wohn e

du wohn st

er/sie es wohn t

wir wohn en

ihr wohn t

sie /Sie wohn en

                                                                                              

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d

werkwoord: arbeiten, stam:arbeit

ich arbeit e

du arbeit est

er/sie es arbeit et

wir arbeit en

ihr arbeit et

sie arbeit en

Sie arbeit en

oefenen

Welke vorm is juist?

reden

ich ...

1. rede
2. redest
3. redet
4. reden

mieten

ihr

1. miete
2. mietest
3. mietet
4. mieten

en nu in een zin

Warum (warten) ............. du nicht?

Meine Freundin (reden) zu viel...

Duits: der, die, das...

Het zelfstandig naamwoord

geslacht zelfstandig naamwoord

Seite 78 

geslacht zelfstandig naamwoord

der:

mannelijke personen, beroepen en dieren.

veel woorden die eindigen op -er

Veel voorkomende der-woorden uit je directe omgeving:

der / mein Vater, Bruder, Onkel, Cousin, Freund, Lehrer, Sportverein, Laptop, Bus, Zug, Computer, Supermarkt,

Kugelschreiber

geslacht zelfstandig naamwoord

die: 

• vrouwelijke personen, beroepen en dieren
• veel woorden die eindigen op -e
• woorden die eindigen op -heit, -keit, -ung
  

Veel voorkomende die-woorden uit je directe omgeving:

die / meine Stadt, Mutter, Schwester, Tante, Cousine, Freundin, Lehrerin, Schule, Klasse, Kantine, Hose, Tasche, Kleidung, Mail(adresse), Arbeit, Serie

geslacht zelfstandig naamwoord

das: 

• als je in het Nederlands het kunt zeggen.
• woorden die eindigen op -o en verkleinwoorden
• woorden uit een andere taal

Veel voorkomende das-woorden uit je directe omgeving:

das / mein Dorf, Haus, Zimmer, Bett, Buch, Fahrrad, T-Shirt, Handy, Taschengeld, Auto, Konto, Geld, Krankenhaus, Hotel, Restaurant, Kino

geslacht zelfstandig naamwoord

Meervoudsvormen uit je directe omgeving

hier gebruik je ook die:

die Eltern, Freunde, Tage, Wochen, Stunden, Computerspiele (Games), Serien, Hobbys, Häuser, Autos, Fahrräder, Grachten, Touristen, Schulnoten, Freunde, Freundinnen, Haustiere, Sehenswürdigkeiten

mannelijk [m]

onzijdig [o]

meervoud [mv]

vrouwelijk [v]

der

die

das

die

der

der

das

das

die

der

die

das

Vul het lidwoord in.
______ Oktober

1. der
2. die
3. das

_____ Herbst

1. der
2. die
3. das

_____ Zeichnung

1. der
2. die
3. das

_____ Bierchen

1. der
2. die
3. das

_____ Lampe

1. der
2. die
3. das

______ Freiheit

1. der
2. die
3. das

Das war es! Hoe ging het? Snap je de regels voor het geslacht van het zelfstandig naamwoord?

1. Nee, ik snap er niks van.
2. Ja, ik begrijp het helemaal.
3. Ja, ik begrijp het, maar ik moet nog meer oefenen.