les 1 (écouter et les verbes -er)

  • écouter -les chiffres et écouter unité 5
  • les verbes sur -er
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met luisteren in het Frans
  • Heb ik geoefend met de werkwoorden op -re
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

  • écouter -les chiffres et écouter unité 5
  • les verbes sur -er
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met luisteren in het Frans
  • Heb ik geoefend met de werkwoorden op -re

Slide 1 - Diapositive

compter jusqu'à 20

Slide 2 - Diapositive

Tot 20 tellen in het Frans

Slide 3 - Diapositive

Wie kan tot 20 tellen?
We gaan het volgende spelletje doen: 'Plus ou moins'. Neem een getal in gedachten. Je buurman of buurvrouw gaat het getal raden.

Voorbeeld:
A: *heeft 13 in zijn/haar hoofd*
B: quatorze?
A: Moins (minder)
B: onze?
A: Plus (meer)


timer
1:00
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Unité 5: exercice 12 et 13
Page 62 et 63

Slide 5 - Diapositive

werkwoorden op -re
Wie heeft het nog niet uitgelegd gekregen in de klas?
wie wilt nog een keer de uitleg?

Anders oefenen op classroom maatwerk 2e klas en maken grammaire extra blz 47 8f, 8g, 8h

Ook al klaar? ga de woorden leren van unité 6

Slide 6 - Diapositive

werkwoorden in het Frans
Welke hebben jullie geleerd?

regelmatig versus onregelmatig



Slide 7 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden

- regel toepassen 
- veel werkwoorden dezelfde manier 

Werkwoorden eindigend op:
 -er   -re -ir
Onregelmatige werkwoorden

- geen regel toepassen 
- van buiten leren

Bijv. être, avoir, aller, faire, vouloir, 
prendre, mettre

Slide 8 - Diapositive

Regelmatige ww op -er
Veel werkwoorden in het Frans eindigen op -er
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • parler 
  • travailler
  • écouter
  • jouer
  • donner
  • aimer

Slide 9 - Diapositive

Regelmatige ww op -re
Veel werkwoorden in het Frans eindigen op -re
Bijvoorbeeld:
  • attendre (wachten)
  • descendre (naar beneden gaan, uitstappen)
  • entendre (horen)
  • répondre (antwoorden)
  • vendre (verkopen)
  • rendre (teruggeven)
blz 16

Slide 10 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden -RE
Werkwoorden die eindigen op -RE, bv. vendre
Stap 1:  Stam nemen: VENDRE -> stam VEND -> 
Stap 2: juiste onderwerp + uitgang toevoegen

je vends                     nous vendons
tu vends                     vous vendez
il vend                          ils vendent
blz 16

Slide 11 - Diapositive

Le verbe régulier en -re
1. Stam van het werkwoord [ => -re]
2. Zet de juiste uitgang er achter
voorbeeld: attendre = wachten

uitgangen: s, s, -, ons,
           ez,ent
blz 16

Slide 12 - Diapositive

Passé Composé
De voltooide tijd van een werkwoord op -RE maak je zo:
Stap 1: Stam nemen: VENDRE -> stam VEND 
Stap 2: juiste onderwerp + uitgang U -> VENDU

ik heb verkocht -> j'ai vendu
hij heeft verkocht -> il a vendu
wij hebben verkocht-> nous avons vendu
blz 16

Slide 13 - Diapositive

De passé composé

werkwoorden:
- ER --> é 
- RE -->
De passé composé
(perdre) Il a perdu= hij heeft verloren


Let op! Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -re eindigt dus op -u
attendu - entendu - rendu

Slide 14 - Diapositive

Boeken dicht!
Kijken wat jullie onthouden hebben!

Slide 15 - Diapositive

Ils/elles
Je/J'
Vous
Tu
Nous
Il/elle/on
stam + ons
stam + s
stam + /
stam + ent
stam + ez
stam + s

Slide 16 - Question de remorquage

Welk werkwoord past niet in het rijtje?
A
perdre
B
écouter
C
attendre
D
vendre

Slide 17 - Quiz

Welk vorm is goed?

vendre - elle
A
elle vende
B
elle vendres
C
elle vend
D
elle vends

Slide 18 - Quiz

Welk vorm is goed?

attendre - j'
A
j'attende
B
j'attendu
C
j'attends
D
j'attendre

Slide 19 - Quiz

Vertaal

U antwoordt (répondre)
A
vous répondons
B
vous répondu
C
vous répondrez
D
vous répondez

Slide 20 - Quiz

Vertaal

Zij verkopen (vendre)
A
ils vendre
B
ils vendons
C
il vend
D
ils vendent

Slide 21 - Quiz

Vertaal
Hij heeft verkocht
A
il a vendé
B
il a vendu
C
il est vendi
D
il vend

Slide 22 - Quiz

Welk vorm is goed?

habiter - tu
A
tu habites
B
tu habit
C
tu habits
D
tu habiter

Slide 23 - Quiz

Zinsvolgorde Frans
J'ai mangé une glace
Ik heb gegeten een ijsje

Slide 24 - Diapositive

Vorige week heb ik op een terras samen met mijn moeder een heerlijk broodje kaas gegeten.
A
Is een goede Nederlandse zin
B
Is geen goede Nederlandse zin

Slide 25 - Quiz

La semaine dernière j'ai à la terrasse ensemble avec ma mère un sandwich délicieux mangé
A
Is een goede Franse zin
B
Is geen goede Franse zin

Slide 26 - Quiz

Zinsopbouw Frans
Mon père a une nouvelle voiture.
Mon père a acheté une nouvelle voiture.




Slide 27 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde ...
prend - le train - on

Slide 28 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde ...
la Tour Eiffel - ai - j'- visité

Slide 29 - Question ouverte

Zet in de juiste volgorde ...
- a - le prof - expliqué - les exercices

Slide 30 - Question ouverte

Blooket
32 Questions
werkwoorden -re

Slide 31 - Diapositive