6.1 deel 2

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

6.1 deel 2

Welkom

3 MAVO ||  2023-2024

Hoofdstuk 5 - Is er werk voor jou?

Exameneenheid arbeid en productie

Programma

• Hoofdstuk 5
• Lesdoelen
• Opdracht bespreken
• Theorie
• Aan de slag
• Evaluatie

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan je:

- De 4 productiefactoren benoemen + voorbeeld

- De bedrijfskolom uitleggen

- Het verschil tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren uitleggen

- Afschrijvingskosten bereken

Noem de 4 productiefactoren

Productiefactoren

Alles wat je nodig hebt kun je indelen in de volgende productiefactoren:

Kapitaal

Arbeid

Natuur

(Ondernemerschap)

Productiefactor

Je krijgt beloningen van de productiefactoren

Productiefactor	Beloning	Voorbeeld
Kapitaal	Rente, huur	Het verhuren van een gebouw
Arbeid	Loon	Je werkt
Natuur	Pacht	Je leent grond uit
Ondernemerschap	Winst	Een bedrijf maakt winst.

Leg uit wat er wordt bedoeld met de term 'toegevoegde waarde'

Bedrijfskolom

Bedrijfskolom

• Productiefasen
  
• Toegevoegde Waarde

Geef een voorbeeld van werk waarbij voornamelijk arbeidsintensief wordt geproduceerd

Kapitaalintensief of arbeidsintensief?

Machines of mensen?

Een Kapitaal-intensief bedrijf heeft veel machines die de productie verzorgen

In een Arbeids-intensief bedrijf verzorgen mensen het grootste deel van de productie

Afschrijvingen

• Waardevermindering van je kapitaalgoederen is de afschrijving.
• Kapitaalgoederen moet je na een bepaalde tijd vervangen en dan kan je ze vaak nog verkopen, dit is dan de restwaarde.

Afschrijvingskosten

Bij afschrijven zijn 3 gegevens belangrijk:

• aanschafwaarde
• levensduur
• restwaarde  

Afschrijvingen

• Waardevermindering van kapitaalgoederen (de machines worden ouder en slijten door het gebruik)

• (Aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren = afschrijving per jaar

Ik heb een machine aangeschaft van 66.000. Na 10 jaar is hij nog 25.000 waard. Wat is de afschrijving per jaar?

Christine koopt voor € 17.660 een nieuwe bedrijfswagen die ze vier jaar wil gebruiken.

A. Bereken de afschrijving per jaar.

B. Hoeveel is de afschrijving per week.

Aan de slag

Afmaken paragraaf 6.1

Klaar? Oefenopdrachten 6.1 maken

Laatste 7 á 8 minuten van de les opdracht 12 en 13 bespreken