Klas 3 gymn Montag, den 10. Januar 2022

Montag, den 10. Januar 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Kapitel 12: Mensch, mach kein Theater
  • Vervoegen werkwoorden tegenwoordige tijd.
  • Wörterliste A
  • Hören
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Montag, den 10. Januar 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Kapitel 12: Mensch, mach kein Theater
  • Vervoegen werkwoorden tegenwoordige tijd.
  • Wörterliste A
  • Hören
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss

Slide 1 - Diapositive

Nachsehen Hausaufgaben:
Ingeleverde opdrachten uitdelen.

Aufgaben 1.1       Seiten 101-102
Aufgabe 3.3 helemaal Seiten 105-106 

Slide 2 - Diapositive

Ziele Unterichtsstunde
  • Je kunt tijdens het luisteren vragen beantwoorden.
  • Je weet hoe werkwoorden in de tegenwoordige tijd worden vervoegd.
  • Bespreken Wörterliste A Kapitel 12.

Slide 3 - Diapositive

Kapitel 12:     Seite 99 AB
Mensch, mach kein Theater -> wat zou dit betekenen?

Slide 4 - Diapositive

Vervoegen van werkwoorden tegenwoordige tijd:
  • Wat zijn zwakke werkwoorden/sterke werkwoorden?
  • Wat is de eerste stap voor het vervoegen van zwakke werkwoorden?
  • Wat is ezelsbruggetje voor vervoegen zwakke werkwoorden?
  • Wat zijn sisklanken?
  • Wat is er anders bij werkwoorden met stam op een sisklank?
  • Wat zijn Modalverben?
  • Hoe gaat het vervoegen van de Modalverben?
  • Hoe gaat het vervoegen van möchten? Wat is er anders dan bij werkwoorden met stam op d/t?

Slide 5 - Diapositive

Wörterliste A
Bespreken Wörterliste A

  • Hoe heb je voor de laatste GP geleerd?
  • Wat zijn aandachtspunten?
  • Wat doe je met tips die er gegeven worden tijdens de les?

Slide 6 - Diapositive

Hören:    Aufgabe 3.2


Lees de eerste vraag goed door.

Slide 7 - Diapositive

Hausaufgaben:
Machen:
  • Aufgaben 2.1 und 3.1  in boek      Seiten 101-103
  • Aufgabe 3.4   in boek   Seiten 106-107

Slide 8 - Diapositive

Zum Schluss

Slide 9 - Diapositive

Modalverben: 
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 10 - Diapositive

Vervoegen van de Duitse Modalverben:
De Duitse Modalverben verschillen in de tegenwoordige tijd in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').

Slide 11 - Diapositive

Uitzonderingen bij wissen en sollen
sollen -> geen klinkerwisseling bij: ich, du, er, sie, es, man

wissen -> bij ich, du, er, sie, es, man -> ss wordt β

Slide 12 - Diapositive

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   (er/sie/es/man antwortet)

Slide 13 - Diapositive

Betekenis Modalverben:

dürfen = mogen, toestemming hebben

können = kunnen, in staat zijn tot

mögen = houden van, lusten, aardig vinden
müssen = moeten/noodzaak -> het kan niet anders
Betekenis Modalverben:

sollen = moeten/bevel, wil van een ander

wollen = willen

wissen = weten

möchten = zou graag willen
(möchten andere vorm van mögen)

Slide 14 - Diapositive