woordsoorten met persoonlijk voornaamwoord

Hoe vind je het meewerkend voorwerp...
A
aan wie of voor wie + wg + ow + lv
B
wie + gezegde + onderwerp
C
wat + gezegde + onderwerp
D
is altijd een voorwerp
1 / 30
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoe vind je het meewerkend voorwerp...
A
aan wie of voor wie + wg + ow + lv
B
wie + gezegde + onderwerp
C
wat + gezegde + onderwerp
D
is altijd een voorwerp

Slide 1 - Quiz

Gisteren heeft hij de kippen eten gegeven. lijdend voorwerp

Slide 2 - Question ouverte

Gisteren heeft hij de kippen eten gegeven
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Question ouverte

Mijn broertje heeft mij zijn geodriehoek geleend.
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Question ouverte

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de post van mijn oma......
A
de post
B
post
C
van mijn oma
D
oma

Slide 5 - Quiz

Wat is een bijvoeglijke bepaling?
A
Dat is een zinsdeel.
B
Het is geen zinsdeel, het is een woordsoort
C
Dat is een deel van een zinsdeel.
D
Een bijvoeglijke bepaling is hetzelfde als een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 6 - Quiz

Wat is een bijvoeglijke bepaling?
A
Dat is een zinsdeel.
B
Het is geen zinsdeel, het is een woordsoort
C
Dat is een deel van een zinsdeel.
D
Een bijvoeglijke bepaling is hetzelfde als een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 7 - Quiz

Noem een woordsoort

Slide 8 - Carte mentale

Aan het einde van deze les:
-Weet je wat persoonlijke voornaamwoorden zijn
-Kan je persoonlijke voornaamwoorden in een zin benoemen

Slide 9 - Diapositive

Woordsoorten
Schrijf van alle woordsoorten een voorbeeld op

werkwoorden
lidwoorden
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
voorzetsels

Slide 10 - Diapositive

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 11 - Quiz

Wat is een voorzetsel?
A
de
B
naast
C
fietsen
D
fles

Slide 12 - Quiz

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 13 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 14 - Quiz

wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 15 - Quiz

zelfstandige naamwoorden
De oude computer is donderdag kapot gegaan

Slide 16 - Question ouverte

lidwoorden
De oude computer is donderdag kapot gegaan

Slide 17 - Question ouverte

De roze fles is in het vieze water gevallen.
bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Question ouverte

voorzetsels
Tijdens de vakantie ben ik in de brandnetels gevallen

Slide 19 - Question ouverte

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

Slide 20 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Wat is een persoonlijk 
voornaamwoord?

Slide 21 - Diapositive

Ik heb de sleutels van Madelon geleend.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 22 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem

Slide 23 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem

Slide 24 - Quiz

Sleep de persoonlijke voornaamwoorden uit de zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Hij
leest
ons
een
paar
gedichten
voor.

Slide 25 - Question de remorquage

Sleep de persoonlijke voornaamwoorden uit de zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Ze
zijn
door
hem
geschreven

Slide 26 - Question de remorquage

Sleep de persoonlijke voornaamwoorden uit de zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Graag
geef
ik
jou
zijn
boek
cadeau.

Slide 27 - Question de remorquage

Benoem de persoonlijke voornaamwoorden:
Zij geeft het aan haar.

Slide 28 - Question ouverte

Hij vraagt aan jullie of of je mij wilt helpen.

Slide 29 - Question ouverte

Typ drie persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 30 - Question ouverte