19 november

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Kruistocht in spijkerbroek

Wat ga je deze les doen?

- Je gaat "praten" over het boek. 

- We gaan een stukje lezen.

Wat vond je van het deel van het boek dat je tot nu toe hebt gelezen?

Beschrijf in grote lijnen wat je gelezen hebt t/m blz. 13 Je mag het boek erbij hebben.

Beschrijf in grote lijnen wat je gelezen hebt van blz. 14 t/m blz. 31. Je mag het boek erbij hebben.

Beschrijf in grote lijnen wat je gelezen hebt van blz. 32 t/m blz. 48 Je mag het boek erbij hebben.

Wat vond je in het eerste deel het spannendste, leukste, ontroerendste, zieligste stukje? Waarom?

Wat verwacht je verder in het boek te gaan lezen?

Lekker lezen

Ik wil graag dat je voor volgende week donderdag blz. 49 t/m blz. 108 gaat lezen. 

Veel leesplezier. 

Donderdag 3 december 

Aan het eind van de les:

heb je bepaalde gedachtes die je over het boek hebt met de andere leerlingen (en de docent) gedeeld en ben je verder gaan lezen. 

Je hebt nu al flink wat bladzijdes van Kruistocht ... gelezen. Probeer het stuk dat je gelezen hebt in één zin samen te vatten.

Zoek eens een passage/fragment/deel dat jij mooi, leuk of spannend vindt. Lees dat ook eens voor. Geef maar met "klaar" aan wanneer je een passage/fragment/deel hebt gevonden.

Wie had in dit deel van het boek de belangrijkste rol en welk advies zou jij hem willen geven?

Vertel wat je méér weet nu je dit deel van het boek hebt gelezen.

Verder lezen!

Voor volgende week donderdag 109 t/m blz. 171 !

Donderdag 10 december

Eerder dit jaar hebben we ons beziggehouden met de volgende termen:

Fictie/non-fictie 

Hoofdpersonen

Inleven/realistisch

genre

perspectief

kenmerken van de hoofdpersoon

Er volgen nu een aantal vragen.

Is het boek "Kruistocht in spijkerbroek" fictie of non-fictie? Is het realistisch of niet realistisch

1. realistische fictie
2. realistische non-fictie
3. niet-realistische fictie
4. niet-realistische non-fictie

Noem 2 hoofdpersonen uit het boek. Zeg van elke hoofdpersoon iets over zijn karakter.

Noem 2 bijfiguren. Geef van elke bijfiguur informatie over zijn karakter of over hoe hij eruit ziet.

Weet je van de hoofdpersonen net zoveel als van de bijfiguren? Waarom wel/niet?

Fragment

(Fragment uit: Kruistocht in spijkerbroek, Uitgave 2010, blz. 20-22)

Achter de stad zag hij iets glinsteren dat leek op een breed, zilveren lint. Een rivier.

Hij wees ernaar. ‘Is dat de Rijn?’

Leonardo knikte. O hemeltje, dacht Dolf, dan ben ik toch verkeerd terechtgekomen. Met een ruk wendde hij zich tot de student.

‘In welk jaar leven we?’

‘1212.’

Dus dat was in orde. ‘De datum?’

‘Welke dag van de maand?’

Eindelijk begreep Leonardo hem.

Van welk perspectief is hier sprake?

1. ik-perspectief
2. hij-zij perspectief

Lekker verder lezen!