H7 Evolutie VWO 5 Formuleervragen oefenen

H7 Evolutie VWO 5 Formuleervragen oefenen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H7 Evolutie VWO 5 Formuleervragen oefenen

Slide 1 - Diapositive

Oefenen formuleervragen
De volgende opdrachten komen uit recente eindexamens VWO. Het zijn vooral opdrachten waarbij gevraagd wordt naar een uitleg voor minstens 2 punten.

Bij een uitleg of verklaring wordt gevraagd naar opeenvolgende oorzaak-gevolgstappen. Elk punt dat je kunt krijgen voor de vraag is dan een stap (let op, soms krijg je 1 punt pas voor 2 kleine stappen). Bij beredeneren moet je biologische kennis gebruiken en vaak combineren met kennis uit de bron (tekst of gegevens) om een stelling te onderbouwen of ondersteunen. 

Kijk je antwoorden kritisch na m.b.v. het antwoordmodel. Let op dat je alle denkstappen moet noteren voor een punt en dat je biologische begrippen in het antwoord moet gebruiken of uitleggen. 

Slide 2 - Diapositive

Vraag 1 Co-evolutie in yoghurt
Yoghurt wordt uit melk gemaakt m.b.v. melkzuurbacteriën. Als de melkzuurbacteriën geïnfecteerd worden door virussen kan de yoghurt mislukken. Zo’n type virus wordt bacteriofaag, of kortweg faag genoemd. De fagen vermeerderen zich door enzymen te gebruiken van de bacteriën die ze hebben geïnfecteerd. 
Bacteriën kunnen zich verdedigen tegen fagen met behulp van restrictie-enzymen die de vermeerdering van de fagen remmen. Restrictie bij bacteriën is te vergelijken met immunologische afweer bij de mens. Bij beide processen vindt herkenning van een moleculaire structuur van de ziekteverwekker plaats.
Doordat bacteriën en hun fagen elkaar bestrijden, treedt co-evolutie op.
Leg uit hoe selectiedruk deze co-evolutie veroorzaakt.(2p)

Slide 3 - Diapositive

Doordat bacteriën en hun fagen elkaar bestrijden, treedt co-evolutie op.
Leg uit hoe selectiedruk deze co-evolutie veroorzaakt.(2p)

Slide 4 - Question ouverte

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat door selectiedruk:
• bacteriën overblijven die immuniteit/resistentie hebben verworven tegen de fagen (1 p)
• fagen overblijven die (door mutaties) niet worden herkend door bacteriën / die (door mutaties) bacteriën kunnen infecteren (1 p)

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden van antwoorden
- Door de infecterende fagen is er een selectiedruk op de bacteriën, zodat alleen bacteriën met mutaties die hen bestand maken tegen de faaginfectie, zich vermenigvuldigen. (1p)
Door het resistent worden van bacteriën ontstaat er een selectiedruk voor de fagen waarbij alleen fagen vermenigvuldigd worden die niet door het immuunsysteem worden herkend. (1p)

 - De fagen proberen bacteriën te infecteren om zich te vermenigvuldigen, maar de bacteriën zijn (door toevallige mutaties) steeds beter in staat om fagen te bestrijden en zo te kunnen overleven. (1p) Door mutaties veranderen de fagen, waarna sommigen toch bacteriën kunnen blijven infecteren.(1p)


Slide 6 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 7 - Quiz

Vraag 2 Kruisbestuiving
Leg uit hoe kruisbestuiving kan leiden tot een evolutionair voordeel ten opzichte van zelfbestuiving. (2p)

Slide 8 - Question ouverte

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat:
• (door kruisbestuiving) een grotere genetische diversiteit in de populatie ontstaat/blijft (dan bij zelfbestuiving) (1p)
• (daardoor) de kans groter is dat bij veranderende omstandigheden individuen overleven / dat combinaties ontstaan die meer voordeel opleveren (1p)


Slide 9 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 10 - Quiz

Vraag 3 Huidmondjes in eik
Een afname van de CO2-concentratie in de atmosfeer leidt tot een toename van de huidmondjesdichtheid in bladeren van de zomereik. Dit kan een evolutionaire oorzaak hebben.

Leg uit op welke manier evolutie de toename van de huidmondjesdichtheid kan veroorzaken. (2p)

Slide 11 - Diapositive

Leg uit op welke manier evolutie de toename van de huidmondjesdichtheid kan veroorzaken. (2p)

Slide 12 - Question ouverte

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat:
• er genetische variatie is in huidmondjesdichtheid (1p)
• individuen met een hogere huidmondjesdichtheid een selectievoordeel / hogere fitness hebben (1p)

Opmerkingen:
Als de kandidaat antwoordt dat door mutatie en/of recombinatie verschillen ontstaan in huidmondjesdichtheid, het eerste scorepunt toekennen. 
Als de kandidaat, in plaats van de huidmondjesdichtheid, het aantal huidmondjes noemt, dit niet fout rekenen. 

Slide 13 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 14 - Quiz

Vraag 4 Antivrieseiwitten
Rond Antarctica, waar de watertemperatuur gemiddeld -1,9 ºC is, vormen zich ijskristallen in het water. In dit ijskoude water zijn aangepaste vissen te vinden, met antivrieseiwitten in hun lichaam. Zonder deze antivrieseiwitten zouden in het lichaam van deze koudbloedige vissen ijskristallen ontstaan die schade aanrichten doordat ze membranen van cellen kapot prikken.
Antivrieseiwitten (AFGP’s, van ‘antifreeze glycoprotein’) komen veel voor in poolvissen.

Antivrieseiwitten worden gevonden in vissen rondom de Zuidpool, maar ook bij vissen in de noordelijke ijszeeën. Onderzoekers nemen aan dat dit een analoge ontwikkeling is.

Leg uit dat een homologe oorsprong van alle AFGP’s onwaarschijnlijk is. (2p)


Slide 15 - Diapositive

Antivrieseiwitten worden gevonden in vissen rondom de Zuidpool, maar ook bij vissen in de noordelijke ijszeeën. Onderzoekers nemen aan dat dit een analoge ontwikkeling is.

Leg uit dat een homologe oorsprong van alle AFGP’s onwaarschijnlijk is. (2p)

Slide 16 - Question ouverte

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat:
• er (bij homologie) een gemeenschappelijke voorouder met AFGP moet zijn ontstaan (in een Noordelijke of Zuidelijke ijszee) (1p)
 • migratie van die vissen (aangepast aan ijskoud water) tussen de polen / via warme oceanen onwaarschijnlijk is (1p)

Slide 17 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 18 - Quiz

Vraag 5 Eivlekken
Bij bepaalde vissoorten, zoals de zebracichlide Pseudotropheus zebra, ontwikkelen de
eieren zich in de bek van het vrouwtje. Tijdens de paringsdans neemt het vrouwtje de door
haar geproduceerde eieren in haar bek. Vervolgens spreidt het mannetje zijn anale vin en
produceert sperma. Op zijn anale vin bevindt zich een aantal opvallende geel-oranje
vlekken die een sterke gelijkenis vertonen met de eieren. Het vrouwtje hapt naar de ’eivlekken’ op de vin waarbij een deel van het geproduceerde sperma wordt opgehapt. Door dit gedrag is de kans op bevruchting van de eieren groot.

Sommige biologen menen dat deze eivlekken in de loop van de evolutie ontstaan zijn uit
kleine parelvormige vlekjes die bij veel soorten cichliden voorkomen. 
Leg uit op welke wijze cichlidesoorten met eivlekken volgens deze biologen zijn ontstaan. (3p)


Slide 19 - Diapositive

Sommige biologen menen dat deze eivlekken in de loop van de evolutie ontstaan zijn uit kleine parelvormige vlekjes die bij veel soorten cichliden voorkomen.
Leg uit op welke wijze cichlidesoorten met eivlekken volgens deze biologen zijn ontstaan. (3p)

Slide 20 - Question ouverte

Antwoordmodel (3p)
Een juiste uitleg bevat de volgende elementen:
• als gevolg van mutatie is er binnen de populatie verscheidenheid in de vorm/kleur van de vlekken op de anale vin (1p)
• tijdens de balts wordt de kans op bevruchting groter naarmate de vlekken op de anale vin
meer op eieren gelijken, met als gevolg dat het aantal nakomelingen met eivlekken binnen
de populatie sterker toeneemt dan dat met minder gelijkende anale vlekken (1p)
• als deze nakomelingen met eivlekken zich vervolgens alleen nog maar onderling kunnen
voortplanten, is een nieuwe soort ontstaan (1p)

Slide 21 - Diapositive

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 22 - Quiz