Opdrachten bij grammatica les 2 disco

Opdrachten ZN en WW
Opdrachten over de grammatica van H.2
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Opdrachten ZN en WW
Opdrachten over de grammatica van H.2

Slide 1 - Diapositive

Geef van de zelfstandige naamwoorden op de volgende slides aan tot welke groep ze behoren.

Let op! Deze vragen kan je alleen goed beantwoorden als je kijkt hoe de woorden in de woordenlijst staan.


Slide 2 - Diapositive

filia
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 3 - Quiz

soror
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 4 - Quiz

noctes
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 5 - Quiz

locus
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 6 - Quiz

dei
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 7 - Quiz

puellae
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 8 - Quiz

umbra
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 9 - Quiz

templa
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 10 - Quiz

flos
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 11 - Quiz

donum
A
Groep 1 (rosa)
B
Groep 2 (dominus, bellum)
C
Groep 3 (rex)

Slide 12 - Quiz

Zet de zelfstandige naamwoorden op de volgende slides van enkelvoud naar meervoud of juist andersom.

Tip: bepaal eerst volgens welk rijtje het woord gaat.

Voorbeeld: ora -> orae

Slide 13 - Diapositive

amor

Slide 14 - Question ouverte

saxa

Slide 15 - Question ouverte

ripa

Slide 16 - Question ouverte

poenae

Slide 17 - Question ouverte

legati

Slide 18 - Question ouverte

flores

Slide 19 - Question ouverte

insula

Slide 20 - Question ouverte

osculum

Slide 21 - Question ouverte

amicus

Slide 22 - Question ouverte

labor

Slide 23 - Question ouverte

Geef van de werkwoordsvormen op de volgende slides aan tot welke groep ze horen.

Let op! Om dit goed te kunnen doen moet je eerst bepalen wat de infinitivus is van de vorm

Slide 24 - Diapositive

celat
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 25 - Quiz

horrent
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 26 - Quiz

dicunt
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 27 - Quiz

paret
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 28 - Quiz

evenit
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 29 - Quiz

cadit
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 30 - Quiz

exclamant
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 31 - Quiz

dormiunt
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 32 - Quiz

currit
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 33 - Quiz

gaudet
A
a-stam (vocare)
B
e-stam (terrere)
C
i-stam (audire)
D
mk-stam (ducere)

Slide 34 - Quiz

Zet de werkwoorden op de volgende slides van enkelvoud naar meervoud of juist andersom.
 

Tip: bepaal eerst bij welke groep het werkwoord hoort.

Voorbeeld: audit -> audiunt 

Slide 35 - Diapositive

florent

Slide 36 - Question ouverte

ambulat

Slide 37 - Question ouverte

laedunt

Slide 38 - Question ouverte

venit

Slide 39 - Question ouverte

vetant

Slide 40 - Question ouverte

protegit

Slide 41 - Question ouverte

finiunt

Slide 42 - Question ouverte