VMBO Oefentoets 1

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Gericht lezen

mm

6. Welke tekstdoelen zijn er?

doel 5 = amuseren

De Hollandse wind

als baas

7. Wat is het belangrijkste doel
van deze advertentie?

1. De lezer waarschuwen.
2. De lezer tot handelen aansporen.
3. De lezer amuseren.
4. De lezer informeren.

8. Voor wie is deze advertentie vooral bedoeld?
Voor mensen die

1. bij het bedrijf Eneco willen werken.
2. al klant bij Eneco zijn.
3. duurzame energie bij Eneco willen afnemen.
4. informatie over Eneco willen krijgen.

9. Welke twee aspecten worden in de foto bij deze advertentie vooral benadrukt?

1. De hoogte van het werk en de manier waarop de energie opgewekt wordt.
2. De hoeveelheid windturbines en de duurzaamheid van de energie.
3. De oer-Hollandse wind en het gevaar dat het werk met zich meebrengt.
4. De schone energie en de hoge korting die klanten krijgen.

Enig idee wat die frappuccino's kosten?

12. De alinea's 2 en 3 horen bij elkaar. Welk kopje past het beste bij alinea's 2 en 3 samen?

1. Ontwikkelingen in het betalingsverkeer.
2. Minder waard worden van geld.
3. Gemakkelijker uitgeven van virtueel geld.
4. Afname van contant betalen.

13. De alinea's 4 en 5 horen bij elkaar. Welk kopje past het beste bij de alinea's 4 en 5 samen?

1. Gevoelig voor verleidingen.
2. Getriggerd door kortingen.
3. Geschrokken door uitgaven.
4. Gebrek aan inzicht.

14. “Ze vergelijkt het met vroeger (…)” (alinea 3) Welke vergelijking maakt Henriëtte Prast hier?
Ze geeft aan dat ...

1. virtueel geld en buitenlands geld gemakkelijk uitgegeven worden.
2. mensen nu te gemakkelijk geld uitgeven net als vroeger.
3. in Frankrijk net als in Nederland te gemakkelijk geld uitgegeven wordt.
4. Franse francs en virtueel geld beide als speelgeld gezien kunnen worden.

15. In de alinea’s 6 en 7 worden Piet-Jan Ottenhof en Hanneke van der Werf genoemd. Welke uitspreek past het beste bij deze personen?
Ottenhof en van der Werf zijn voorbeelden van mensen ...

1. die wat ouder zijn en daarom meer ervaring dan jongeren hebben in hoe ze met hun uitgaven om moeten gaan.
2. die net als een deel van de Nederlanders hun uitgaven niet heel belangrijk vinden, maar wel kritischer zijn gaan kijken naar hun uitgaven.
3. die kritisch kijken naar hun uitgavenpatroon net als het merendeel van de Nederlanders.
4. die behoren tot de huishoudens met een bovenmodaal inkomen en met name zijn gaan letten op kleine besparingen op hun uitgaven.

16. Wat is het belangrijkste doel van de schrijfster met deze tekst?
De schrijfster wil de lezer ...

1. informeren over hoe mensen met hun uitgaven omgaan.
2. ervoor waarschuwen om niet te grote uitgaven te doen in deze tijd.
3. ervan overtuigen dat hij beter moet letten op zijn uitgaven.
4. adviseren om meer inzicht te krijgen in zijn uitgavenpatroon.

17. Op welke wijze gebruikt de schrijfster de uitspraken van deskundigen in de tekst?

1. Zij trekt de juistheid van de uitspraken in twijfel.
2. Zij laat merken het oneens te zijn met de uitspraken.
3. Zij gebruikt ze vooral om haar eigen standpunt te onderbouwen.
4. Zij gebruikt ze om een verschijnsel te verklaren.

18. Hoe kun je de inhoud van alinea 8 het beste weergeven?
In alinea 8 wordt ...

1. een waarschuwing uitgesproken.
2. een toekomstbeeld geschetst.
3. een conclusie getrokken.
4. een advies gegeven.

19. Welke zin geeft de hoofdgedachte van de tekst weer?

1. Uit onderzoek blijkt dat ouderen en mensen die als kind geleerd hebben met geld om te gaan, bewuster met hun geld omgaan.
2. Uit onderzoek blijkt dat mensen tegenwoordig kritischer kijken naar hun uitgavenpatroon dan vroeger het geval was.
3. Er zijn mensen die hun geld te gemakkelijk uitgeven, maar die mensen kijken tegenwoordig wel wat kritischer naar hun uitgavenpatroon.
4. Er is een groep mensen die de neiging heeft dingen te kopen die niet echt nodig zijn en die groep wordt steeds groter.

Iets geleerd vandaag? Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet. 

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.