Week 40 + week 41: 2.2 en 2.3 - Afronden

Week 40 + week 41: 
2.2 - Afronden decimale getallen
2.3 Afronden in praktische situaties
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Week 40 + week 41: 
2.2 - Afronden decimale getallen
2.3 Afronden in praktische situaties

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Decimale getallen
Wat zijn decimale getallen?

Decimale getallen zijn getallen achter de komma.

Het aantal getallen achter de komma vertelt hoeveel decimalen er in een getal zitten.
Bijvoorbeeld: 25,2564 is een getal met 4 decimalen.

Slide 2 - Diapositive

Getallen met een iets na de komma.
Decimale getallen 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Getal afronden naar een heel getal:
Is het eerste cijfer achter de komma een 5 of hoger : Naar boven afronden.
Dus: 19,74 = 20.
Is het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager : Naar beneden afronden.
Dus: 15,47 = 15.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stappenplan afronden
  • Kijk naar het eerste cijfer dat niet meer mee telt
  • 5-9? Dan wordt het cijfer ervóór opgehoogd
  • 0-4? Dan wordt het cijfer verder niet aangepast

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Rond 1,50274 af op één decimaal. Welk antwoord is juist?
A
1,4
B
1,5
C
1,49
D
1,50

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rond 1,496953 af op twee decimalen. Welk antwoord is juist?
A
1,49
B
1,50
C
1,51
D
1,497

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rond 35,612 af op een geheel getal.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk getal is het grootste?
A
0,2
B
0,75

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk getal heeft de meeste decimalen?
A
279900,12
B
3,12399
C
2,779011
D
37099111811

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Afronden op ronde getallen

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afronden op ronde getallen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afronden op ronde getallen
Rond 3456 af op honderdtallen
A
3400
B
3500

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rond het getal 578 af op honderdtallen

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Rond het getal 37421 af op duizentallen

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Rond het getal 2736 af op tientallen

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Paragraaf 2.3
Afronden in praktische situaties

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

1 t/m 4 is naar beneden 
5 t/m 9 is naar boven
10,67 = 10,7
10, 934 = 10,93
10, 9 = 11
afronden praktische situaties.
je moet ijsjes kopen voor elke leerling 1 ijsje. in de klas zitten 21 leerlingen. in 1 pak zitten 5 ijsjes. 21 : 5 = 4,2 
je hebt 5 pakken nodig.
3,5 miljard = 3.500.000.000
67.000.000= 67 miljoen
6235000000= 62/350/000/000 = 62,35 miljard

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je kunt decimale getallen afronden.
Opdracht: Er wordt getrakteerd op ijsjes. In een doos zitten 6 ijsjes. Er zitten in totaal 25 leerlingen in de klas. Hoeveel dozen met ijsjes heb je nodig?


Aanpak: Je hebt in totaal 25 ijsjes nodig. In 1 doos zitten 6 ijsjes. Bereken 25:6 = 4,166666666666667 -> 4,17
4.17 is meer dan 4 dozen, dus aan 4 dozen heb je niet genoeg. Je hebt dus 5 dozen nodig.


Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afronden met contant geld
Als je met contant geld betaalt, rond je altijd af op 5 cent.

dus:
€1,21 wordt €1,20
€1,22 wordt €1,20
€1,23 wordt €1,25
€1,24 wordt €1,25

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gaat betalen bij de kassa. Het bedrag is €8,53. Je betaald contant met €10,- hoeveel wisselgeldkrijg je?


Opdracht: Je gaat betalen bij de kassa. Het bedrag is €8,53. Je betaald contant met €10,- hoeveel wisselgeldkrijg je?

Aanpak:
€8,53 ligt dichter bij €8,55 dan bij €8,50. Je rondt dus af op €8,55.
€10,- - €8,55 is €1,45
  

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Praktische situaties, afronden:
Bij een schoolreis zijn 5,2 bussen nodig. Hoeveel bussen zijn er nodig:

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Afronden op centen
€ 12,295

Bij praktische situaties en verhaalsommen moet je altijd goed opletten hoe je moet afronden.
    1- Wanneer je een geldbedrag moet afronden, dan rond je standaard af op 2 decimalen (centen)
     2- Bij contante betaling rond je af op veelvouden van vijf cent.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdrachten
Huiswerk nog niet af: maak paragraaf 2.2, opdracht 28 t/m 38 

Maak paragraaf 2.3, opdracht 39 t/m 41






Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions