Het meervoud
Je spreekt van één lot en twee loten
maar het meervoud van pot is geen poten.
Zo zeg je ook altijd één vat en twee vaten?
Maar dan moet het toch ook zijn één kat, twee katen?
Het is één schip en twee schepen.
maar het is niet één lip en twee lepen.Het is één dal en twee dalen
Maar het is toch echt voetballen en niet voetbalen.
Bij twee smeden hoort één smid.
Maar bij twee gebeden niet één gebit.
Het meervoud van museum is musea.
Maar het meervoud van kauwgum is geen kauwga.
O, o, wat is het lastig allemaal.
Die meervouden in de Nederlandse taal!