week 4 les 2

Op welke sport zit jij?
A
1e persoon ev
B
2e persoon ev
C
3e persoon ev
1 / 25
suivant
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Op welke sport zit jij?
A
1e persoon ev
B
2e persoon ev
C
3e persoon ev

Slide 1 - Quiz

Ik voetbal elke zaterdag.
A
1e persoon ev
B
2e persoon ev
C
3e persoon ev

Slide 2 - Quiz

Zij wil op paardrijden.
A
1e persoon ev
B
2e persoon ev
C
3e persoon ev

Slide 3 - Quiz

welk woord zoek ik?

Slide 4 - Question ouverte

welk woord zoek ik?

Slide 5 - Question ouverte

welk woord zoek ik?

Slide 6 - Question ouverte

welk woord zoek ik?

Slide 7 - Question ouverte

welk woord zoek ik?

Slide 8 - Question ouverte

welk woord zoek ik?

Slide 9 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 10 - Question ouverte

Typ het woord dat je hoort

Slide 11 - Question ouverte

hij bloost
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 12 - Quiz

hij bloost
v.t. hij.........

Slide 13 - Question ouverte

hij bloost
v.d. hij heeft.........

Slide 14 - Question ouverte

Stefan bond
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 15 - Quiz

Stefan bond
t.t. Stefan .........

Slide 16 - Question ouverte

Ik ben gestart
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 17 - Quiz

Ik ben gestart
v.t. ik...........

Slide 18 - Question ouverte

mijn vader erft
A
tt
B
vt
C
vd

Slide 19 - Quiz

mijn vader erft
v.t. mijn vader...........

Slide 20 - Question ouverte

mijn vader erft
v.d. mijn vader heeft...........

Slide 21 - Question ouverte

gehoorzamen
Je..............je ouders toch onmiddellijk.

Slide 22 - Question ouverte

wenden
De buurman.........zich tot de politie.

Slide 23 - Question ouverte

spellen
v.t. Jullie..............het goed.

Slide 24 - Question ouverte

spelen
v.t..........je gisteren met je neefje Hans?

Slide 25 - Question ouverte