les 4 - 20 november 2024

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

les 4 - 20 november 2024

Aujourd'hui c'est jeudi 21 novembre

Présence

tout le monde est présent?

au programme

• correction des devoirs
• grammaire: het bijvoeglijk naamwoord
• jeu
• les devoirs 

Ferme l'ordinateur

H2     Tu viens chez moi?        

Objectifs H2

aan het einde van H2, 

je kan vertellen over je familie, over je huisdier, over je woning, hoe je iemand beschrijft

je leert je in de tegenwoordig tijd uit te drukken.

Les buts

- je kan het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm zetten.

- je weet wat de plaats van een bijvoeglijk naamwoord is.

 

Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

Léon est grand.

Iris est grande.

Léon et Arthur sont grands.

Iris et Laura sont grandes.

Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

Léon est grand.

Iris est grande.

Léon et Arthur sont grands.

Iris et Laura sont grandes.

Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het zelfstandig naamwoord!

Let op! als het bijvoeglijk naamwoord al op een "e" of op een "s" eindigt, dan komt er geen extra "e" of "s"

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	-	+e
meervoud	+s	+es

Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

Let op! als het bijvoeglijk naamwoord al op een "e" of op een "s" eindigt, dan komt er geen extra "e" of "s".

Le pantalon gris. Les pantalons gris.

Le polo rouge. La voiture rouge.

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	-	+e
meervoud	+s	+es

Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

mannelijk enkelvoud	mannelijk meervoud	vrouwelijk enkelvoud	vrouwelijk meervoud	vertaling
bon	bon s	bon ne	bon nes	goed
beau	beau x	b elle	b elles	mooi
nouveau	nouveau x	nouv elle	nouv elles	nieuw
vieux	vieux	vi e ille	vi eilles	oud

Het bijvoeglijk naamwoord - plaats

C'est un grand chien.

C'est un polo blanc.

C'est un nouveau copain.

Ce sont des lapins adorables.

C'est une belle maison.

C'est un petit jardin.

Ce sont des vieilles vaches.

C'est une bonne note.

C'est un chien actif.

Het bijvoeglijk naamwoord - plaats

C'est un grand chien.

C'est un polo blanc.

C'est un nouveau copain.

Ce sont des lapins adorables.

C'est une belle maison.

C'est un petit jardin.

Ce sont des vieilles vaches.

C'est une bonne note.

C'est un chien actif.

Het bijvoeglijk naamwoord - plaats

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.

Let op! Er zijn uitzonderingen. Deze komen vóór het zelfstandignaamwoord.

grand - petit

bon - beau

nouveau - vieux

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over

1. een werkwoord
2. een zelfstandig naamwoord
3. een ander zelfstandig naamwoord
4. een ander bijwoord

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord: (algemene regel)

1. achter het zelfstandig nw
2. voor het zelfstandig nw

Schrijf de vier vormen van het bijvoeglijk naamwoord : grand

De uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord

1. e, s, es, ss
2. ee, s, es, -
3. -, e, s, es
4. -, ee, ss, es

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: bleu?

1. Elle porte une robe bleue.
2. Elle porte une robe bleus.

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: rouge?

1. Il porte une jupe rougee.
2. Il porte une jupe rouge.
3. Il porte une jupe rouges.
4. Il porte une jupe roug.

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: gris?

1. Il porte une chemise gris.
2. Il porte une chemise grisse.
3. Il porte une chemise grise.
4. Il porte une chemise griss

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: grand?

1. Elle est une grand fille
2. Il a une grandes voiture
3. Elle a une grande chambre

Travaille avec ta classe: jeu Memory vivant.

Un élève va dans le couloir (gang).

Fais des groupes de trois élèves. Chaque groupe choisit un animal différent.

→ L’élève 1 dit le nom de l’animal en français.

→ L’élève 2 imite le son (geluid) de l’animal.

→ L’élève 3 imite l’animal.

Tous les élèves se mélangent (zitten / staan door elkaar).

L’élève du couloir rentre dans la classe et combine les 3 élèves de chaque groupe.

au travail-
les devoirs

Tu viens chez moi?

réviser: A - B - C

apprendre: D

faire: 16 - 18

meenemen een foto (geprint of op laptop) van een bekende persoon.

je kan het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm zetten.

je weet wat de plaats van een bijvoeglijk naamwoord is.

au travail-
les devoirs

Tu viens chez moi?

réviser: A - B - C

apprendre: D

faire: 16 - 18

meenemen een foto (geprint of op laptop) van een bekende persoon.