Bepaal de functie, de betekenis en het getal van het eerste deel.
Bepaal de functie, de betekenis en het getal van het tweede deel.
Alles hetzelfde? Goede samentrekking.
Niet? Voeg de ten onrechte weggelaten delen toe.
Slide 9 - Diapositive
Is de volgende zin goed samengetrokken? Emma liep naar de winkel en kocht een boek.
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Is de zin goed samengetrokken? De cabaretier verbaasde zich erg over de prijs, en de toeschouwers nog meer.
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Samentrekkingen controleren en verbeteren
Controleer en verbeter indien nodig.
Geef bij een foutieve samentrekking aan, aan welke voorwaarde niet is voldaan.
Tweetallen
5 min.
Spinner bepaalt de beurt bij bespreken.
In het laboratorium wordt een nieuwe installatie gebouwd en kasten neergezet.
Het lukte hem niet om de beste te blijven en begon nerveus te worden.
De student werd voortdurend gepest en werd tenslotte ziek.
Marten is een gameliefhebber en dan ook vaak met zijn vrienden aan het gamen.
Slide 12 - Diapositive
H2 Grammatica zinsdelen + formuleren
Wanneer gebruik je welke verwijswoorden?
Fouten met verwijswoorden controleren
Slide 13 - Diapositive
1. Geef aan waar het woord 'wat' naar verwijst. 2. Geef ook de betekenis.
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, wat wij erg leuk vonden.
Slide 14 - Question ouverte
1. Geef aan waar het woord 'dat' naar verwijst. 2. Geef ook de betekenis.
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, dat wij erg leuk vonden.
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Overige verwijswoorden
dat: het-woord
wat: overtreffende trap, onbepaald voornaamwoord, hele zin of een deel van een zin
vz+ wie: personen ( De leerlingen over wie wij spreken....)
waar + vz: zaken + dingen (De zaken waarover wij spreken.....)
Slide 17 - Diapositive
Fouten met verwijswoorden
1. Onjuist verwijzen
Je gebruikt het verkeerde verwijswoord om naar een ander woord (of een woordgroep) in de zin te verwijzen --> het antecedent
2. Onduidelijk verwijzen
Het gebruikte verwijswoord kan naar meerdere woorden of woordgroepen in de zin verwijzen of het verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat.
Slide 18 - Diapositive
Kies het juiste verwijswoord. Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 19 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord. De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 20 - Quiz
Goed of fout? Leg uit. De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.
Slide 21 - Question ouverte
Vul in: 'dat' of 'wat'. Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, … veel blikschade opleverde.
Slide 22 - Question ouverte
Verbeter de zin indien nodig: 'Natuurlijk is de natuurbescherming blij met wildviaducten, omdat ze dan gemakkelijk van de ene kant van de snelweg naar de andere kant kunnen komen.'