Fictie; karakters, ontwikkeling en argumenten
1 / 12
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Omschrijf een 'round character'. Doe dit zo uitgebreid mogelijk!
Slide 2 - Question ouverte
Omschrijf nu een 'flat character'.
Slide 3 - Question ouverte
Wat is het grootste verschil tussen een round en flat character?
A
de innerlijke en uiterlijke kenmerken
B
de ontwikkeling die ze doormaken in het verhaal
C
of ze een grote of kleine rol in het verhaal hebben
D
hun naam zoals hierboven in de vraag omschreven
Slide 4 - Quiz
Weet je nu wat round en flat characters zijn?
Slide 5 - Sondage
Is hij een Round of flat character?
Slide 6 - Question ouverte
round of flat?
Slide 7 - Question ouverte
Noem de drie argumenten die je geeft bij je mening over een boek
Slide 8 - Question ouverte
'Ik werd echt geraakt door het boek. Ik heb zelf ook van dichtbij meegemaakt hoe iemand in de knoop zat met zichzelf en een beetje depri werd.'
A
realistisch argument
B
emotief argument
C
moreel argument
Slide 9 - Quiz
welke woorden horen bij morele argumenten?
A
hijgerig stijltje, houterige dialoog
B
meeslepend, fascinerend, aangrijpend
C
levensecht, geloofwaardig, karikaturaal
D
cynisch, braaf, gewaagd
Slide 10 - Quiz
Wat zijn emotieve argumenten?
A
Je vindt de personages grappig.
B
Je vond de verhaallijn goed te volgen.
C
Je werd een beetje verdrietig van wat de hoofdpersoon meemaakte.
D
De personages spelen een belangrijke rol.
