H2 unité 1 phrases

H2 unité 1: Les phrases
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H2 unité 1: Les phrases

Slide 1 - Diapositive

1
2
3
vous pouvez
m'aider
s'il vous plaît

Slide 2 - Question de remorquage

Traduis:

Vous pouvez m'aider s'il vous plaît?
A
Kunt u het vertellen alstublieft?
B
Kunt u mij alstublieft helpen?
C
Kunt u mij de weg wijzen alstublieft?
D
Kunt u mij een lift geven alstublieft?

Slide 3 - Quiz

1
2
3
4
Il faut
quelle 
prendre
ligne

Slide 4 - Question de remorquage

Vertaal:
Il faut prendre quelle ligne?

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal:
Ik ben gegaan naar Luxemburg.

Slide 6 - Question ouverte

Je suis allé(e) au Luxembourg.

Slide 7 - Diapositive

Voorzetsels bij landennamen en steden
EN -> bij vrouwelijke namen (France, Italie, Espagne, eindigen met een E) 
AU -> bij mannelijke namen (Portugal, Luxembourg)
AUX -> Bij meervoud: (États-Unis, Pays-Bas)

À -> Bij steden

Slide 8 - Diapositive

Vertaal:
Ik ben gegaan naar Italië.

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal:
Ik ben gegaan naar Zwitserland.

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal:
Ik ben gegaan naar Madrid.

Slide 11 - Question ouverte

(faire du camping = kamperen)
Vertaal nu: Wij hebben gekampeerd.

Slide 12 - Question ouverte

Nous avons fait du camping. 

Slide 13 - Diapositive

Vertaal:
We zijn drie weken in Frankrijk gebleven.

Slide 14 - Question ouverte

Nous sommes resté(e)s trois semaines en France.

Slide 15 - Diapositive

Il neige.
A
Het regent.
B
Het is mooi weer.
C
Het sneeuwt.
D
Het is koud.

Slide 16 - Quiz

Il pleut.
A
Het sneeuwt.
B
Het regent.
C
Het is koud.
D
Het is mooi weer.

Slide 17 - Quiz

Il fait du vent.
A
Het is koud.
B
Het is glad.
C
Het waait.
D
Het hagelt.

Slide 18 - Quiz

Il fait froid.
A
Het is warm.
B
Het is koud.
C
Het vriest.
D
Het is slecht weer.

Slide 19 - Quiz

Keuze: of 1. op studygo oefenen (alles door elkaar)
   of 2. op verbuga (werkwoorden)


1. Studygo: Link via Teams – Classwork

2. Verbuga (werkwoorden)

Oefen op verbuga.eu
Instellingen: Klik aan:
1. Passé composé (présent moet uit staan)
2. Onregelmatige werkwoorden: faire – être – avoir – aller – partir - sortir
3. Regelmatige werkwoorden: aimer – acheter – chercher – commencer




Slide 20 - Diapositive