Eng Rahet

Present Simple
I / You / We / They / You (meervoud) : Hele werkwoord
I walk 
He / She / It : Hele werkwoord + s
He walks
 

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EnglishSecondary EducationAge 11

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Present Simple
I / You / We / They / You (meervoud) : Hele werkwoord
I walk 
He / She / It : Hele werkwoord + s
He walks
 

Slide 1 - Diapositive

Present Simple
Twee regels bij het maken van de present simple in de he/she/it vorm:
Eindigt een werkwoord op één van deze letters?
-y : dan schrijf je de present simple met -ies
Voorbeeld: He try → he tries / She study → She studies
Sissende klank : dan schrijf je de present simple met -es
Voorbeeld: He kiss → he kisses / She watch → She watches
Deze regels gelden alleen voor he/she/it

Slide 2 - Diapositive

Met het werkwoord
To walk
He ...
A
Walks
B
Walkies
C
Walk
D
Walking

Slide 3 - Quiz

Met het werkwoord
To study
She ...
A
Studys
B
Studies
C
Study
D
Studying

Slide 4 - Quiz

Met het werkwoord
To go
He ...
A
Goes
B
Gos
C
Going
D
Goies

Slide 5 - Quiz

Present Continuous
Am/Are/Is + werkwoord + -ing

I am walking
you are going
She is studying
 
iets gebeurt nu (continuous)
 

Slide 6 - Diapositive

Present continuous
You 
He/she/it
We
they
You
am
are
is
are
are
are

Slide 7 - Diapositive

Uitzonderingen
Werkwoord eindigend op -e 
Leave                    Leaving
Werkwoorden waarvan de laatste twee letters 1 klinker en              1 medeklinker zijn:
Put           putting

Slide 8 - Diapositive

Met het werkwoord
To walk
i ....
A
Am walking
B
Are walking
C
am walk
D
are walk

Slide 9 - Quiz

Met het werkwoord
to move
he ....
A
Is move
B
are move
C
Is moving
D
is moveing

Slide 10 - Quiz

Met het werkwoord
to chat
They ...
A
Are chating
B
am chatting
C
is chatting
D
Are chatting

Slide 11 - Quiz

Past simple
de verleden tijd 
Regelmatig werkwoord + -ed
I want, I wanted, I have wanted

Onregelematige werkwoorden veranderen
I drive (present simple) I drove (past simple) I have driven (present perfect)

Slide 12 - Diapositive

Met het werkwoord
to want
he....
A
want
B
wanten
C
wanting
D
wanted

Slide 13 - Quiz

Met het werkwoord
to Drive (onregelmatig)
they ...
A
Drive
B
Drave
C
Drove
D
Driven

Slide 14 - Quiz

Present perfect simple

Het betekent: Voltooide tijd​
Het wordt gebruikt om te zeggen dat iets eerder begonnen is en nu nog bezig is​

I have been at school since nine o'clock​
werkwoord is : to be (onregelmatig)


Slide 15 - Diapositive

Present perfect simple
​Persoon + have/has + werkwoord (voltooid deelwoord)​

De formule voor regelmatige werkwoorden in de voltooide & verleden tijd​
Werkwoord + ed
Onregelmatige werkwoorden moet je leren, die veranderen per keer​


Slide 16 - Diapositive

Met het werkwoord
To be
I ....
A
Have been
B
has been
C
have be
D
have beed

Slide 17 - Quiz

Met het werkwoord
to want (regelmatig)
he ...
A
has want
B
has wanting
C
have wanted
D
has wanted

Slide 18 - Quiz

Engels lezen
We gaan een pagina eerst één keer doorlezen. 
Dan gaan we kijken wat we al wél begrijpen, dat mag je vertellen in je eigen woorden. 
Dan kijken we naar de woorden die je nog níet kent.
Die gaan we uitleggen. 
Dan lezen we hem nog één keer en kijken we of we nu méér begrijpen

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Karakters
Wie zijn de belangrijkste karakters:

Mom = mama
Rodrick = de broer
Ik = de schrijver

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Wat verteld de schrijver ?
Mama was heel trots op het feit dat zij de schrijver aan het schrijven kreeg in het dagboek 
Rodrick kreeg het dagboek te pakken en dat was een ramp!
De schrijver wil niet nog een keer dat het dagboek wordt gestolen dus heeft hij hem opgesloten

Slide 23 - Diapositive

Moeilijke woorden?
Vertel ze maar dan gaan we ze vertalen!

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Opdrachtjes voor thuis 
Probeer in deze pagina alle
  • Present Simple werkwoorden te vinden
  • Alle past simple werkwoorden te vinden
  • Én als het lukt, alle andere werkwoorden die weet te benoemen.

Slide 26 - Diapositive

Hoe vond je het gaan?
Ging het te snel of te langzaam?
Vond het saai of juist heel leuk?
Wil je juist méér lezen of minder?
Wil je méér of minder grammatica uitleg ? 

Slide 27 - Diapositive

Volgende keer?
Wanneer wil je? Maandag volgende week kan ik niet :(
Wat gaan we de volgende keer doen? 
Meer lezen? 
Filmpjes kijken en proberen te verstaan?

Slide 28 - Diapositive