Week 5 - verwijswoorden Lex

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

week 5

Leerdoelen week 5

- We leren wat goed en fout gebruik van verwijswoorden is.

- Je kunt deze fouten herkennen en verbeteren.

- Je kunt zelf verwijswoorden goed toepassen.

het antecedent

betekenis: antecedent = ‘voorafgaand’ 

ontleend aan Latijn antecēdēns  ‘het voorafgaande’, 

 gevormd uit ante- ‘voor’ (denk aan anti-→tegen) 

en het werkwoord cêdere ‘gaan.

(betekent ook: je voorgeschiedenis, bij solliciteren)

verwijswoord + antecedent

Een verwijswoord wijst terug naar het antecedent, 

'het woord dat vooraf ging'

De voorbeeldzin die in het boek staat, is juist.

'de voorbeeldzin' is het antecedent bij 'die'.

Geslacht woord	Bijbehorend verwijswoord	Voorbeeld
Het-woord	het, dit, dat, zijn	Dit is het bedrijf dat het onderzoek heeft uitgevoerd
Vrouwelijk de-woord	ze, die, haar	De vrouw heeft haar rekening betaald.
Mannelijk de-woord	hij, die, zijn	De film was populair; een jaar lang was hij in de bioscoop te zien.

Ezelsbruggetje….

 Verwijswoorden bij het-woorden: zijn, het, dit, dat (= 3 x ‘t’).

 Verwijswoorden bij de-woorden: hij/zijn, zij/haar, die, deze (= 2 x ‘d’).

Weet je het niet? Even opzoeken in  woordenlijst.org 

Het meisje ... zich schaamde, liep met rode wangen weg.

1. die
2. dat
3. wat

De vrouw ... boodschappen deed, pakte snel het laatste pak hagelslag uit het schap.

1. die
2. dat
3. wat

Hun of hen?
Ik stel de vraag aan ...... .

1. hun
2. hen

Hun of hen?
Ik vraag...... of ze meegaan naar de Albert Heijn.

1. hun
2. hen

Hun of hen?
Ik neem ..... spullen wel mee, want ik zie ..... morgen weer.

1. hen, hun
2. hun, hen
3. hun, hun
4. hen, hen

Sommige mensen hebben het vooral over datgene ... fout gaat.

1. dat
2. wat

*

Na dat of datgene

Noteer wie, waar of daar met het juiste voorzetsel:
De docent [...] we net het antwoord vroegen, wilde het niet zeggen.

1. waaraan
2. waarover
3. aan wie
4. van wie

Noteer wie, waar of daar met het juiste voorzetsel:
De docent [...] we net het antwoord vroegen, wilde het niet zeggen.

1. waaraan
2. waarover
3. aan wie
4. van wie

Noteer wie, waar of daar met het juiste voorzetsel:
De docent [...] we net het antwoord vroegen, wilde het niet zeggen.

1. waaraan
2. waarover
3. aan wie
4. van wie

Voor het onderdeel verwijswoorden haal ik sowieso een...

010

Deze week:

- hst. 2 Formuleren, theorieblok fouten met verwijswoorden 

- maak de opdrachten 1 t/m 6

- voorbereiden profielkeuzepitch

- Hst 5 , Lezen: theorie Functiewoorden + opdracht 1