Les 2 - Molecuul binding _ Waterstofbruggen

Moleculaire stoffen
Hoofdstuk 3
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Moleculaire stoffen
Hoofdstuk 3

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Vragen stellen
  • Leerdoelen

  • Voorkennis
  • Uitleg

  • Evaluatie
  • Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Vragen (over opdrachten...)??

Slide 3 - Diapositive

Welke binding komt NIET voor tussen ammoniakmoleculen
A
polaire atoombinding
B
waterstofbruggen
C
vanderwaalsbinding

Slide 4 - Quiz

Welke verbinding heeft het hoogste kookpunt?
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen
□ Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met alleen covalente bindingen (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door de molecuulbinding,
o b. Je weet wat de Vanderwaalsbinding is,
o c. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de Vanderwaalsbinding aanwezig is.
□ Je kunt de grootte van een moleculair molecuul in verbrand brengen met het kookpunt van de stof;
o a. Je weet hoe groter het molecuul, hoe krachtiger de Vanderwaalsbinding.
o b. Je weet hoe groter het contactoppervlak, hoe krachtiger de Vanderwaalsbinding.

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen
□ Je kunt op microniveau uitleggen hoe de moleculen met polaire covalente binding(en) (moleculaire stof) elkaar aantrekken;
o a. Je weet dat moleculen in een moleculaire stof bij elkaar gehouden worden door molecuulbinding,
o b. Je weet dat tussen moleculen in een moleculaire stof altijd de Vanderwaalsbinding aanwezig is,
o c. Je weet dat stoffen met een polaire covalente binding(en) een dipool-molecuul vormen
o d. Je weet dat dipool-moleculen onderling een dipool-dipool interactie aangaan,
o e. Je weet dat dipool-dipool-interactie een ‘extra’ binding, bovenop de Vanderwaalsbinding is
o f. Je weet dat stoffen met O-H & N-H groepen waterstofbruggen kunnen vormen,
o g. Je weet dat waterstofbruggen een ‘extra’ binding, bovenop de Vanderwaalsbinding.


Slide 7 - Diapositive

Moleculaire stoffen
  • Apolaire stoffen -> Bevatten alleen (apolaire) covalente bindingen
  • Polaire stoffen -> Bevatten polaire covalente bindingen

  • Alle moleculaire stoffen bevatten de VanderWaalsbinding
  • => De aantrekkingskracht tussen moleculen


  • De VanderWaalsbinding is een zwakke binding


Slide 8 - Diapositive

Apolaire stoffen
  • Apolaire stoffen hebben alleen VanDerWaalsbindingen
  • => Molecuulbinding

Slide 9 - Diapositive

VanderWaalsbinding

  • Massa 
  • (&  (contact)Oppervlaktegrootte) 


  • Zijn beide van belang voor de sterkte van de VDW-binding

Slide 10 - Diapositive

Polaire stoffen
  • Indien er O-H en/of N-H groepen aanwezig zijn
  • -> Vormen waterstofbruggen 
  • => H-bruggen

  • Maar dan nóg sterker

  • Ook nog VanDerWaalsbindingen

Slide 11 - Diapositive

Bindingen tussen moleculen - Samengevat
  • Molecuulbindingen:
  • VanderWaalsbinding (zwak*) --> Altijd bij moleculaire stoffen
  •                                                               --> Zowel bij apolair als polaire 

  • Waterstofbruggen (sterk*) --> N-H of O-H groep(en) => Polaire stof

* maar allemaal veel zwakker dan de atoombinding


Slide 12 - Diapositive

Hydrofiel en Hydrofoob
  • hydros = water
  • Filos = liefde
  • Fobos = angst

  • Moleculen die overwegend polaire bindingen hebben
  • => zijn hydrofiel. 
  • Moleculen die overwegend apolaire bindingen hebben 
  • => zijn hydrofoob.

Slide 13 - Diapositive

Oplosbaarheid
Voor oplosbaarheid geldt: Soort zoekt soort

Hydrofiele stoffen mengen goed met hydrofiele stoffen en lossen goed op in water
Hydrofobe stoffen mengen goed met hydrofobe stoffen en lossen niet goed op in water

Slide 14 - Diapositive

Oplosbaarheid in water
  • Hydrofiel als: 
  • -> Polaire stof 

  • Oplosbaar in water
  • => Indien het OH- en/of NH-groepen bevat

  • -> 1 of meer OH- of NH-groepen (voor H-bruggen) en de rest van het molecuul is niet te groot 
  • -> Niet te groot = max 4 C's voor 1 OH of NH groep

Slide 15 - Diapositive

Welke type bindingen komen in het molecuul voor?
A
polaire covalente atoombinding
B
apolaire covalente atoombinding
C
Vanderwaalsbindingen
D
Waterstofbruggen

Slide 16 - Quiz

Deze stof is vloeibaar.

Welke type bindingen komen tussen de moleculen in de stof voor?
A
polaire covalente atoombinding
B
apolaire covalente atoombinding
C
Vanderwaalsbindingen
D
Waterstofbruggen

Slide 17 - Quiz

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Welke type bindingen komen in het molecuul voor?
A
polaire covalente atoombinding
B
apolaire covalente atoombinding
C
apolaire en polaire covalente a-binding
D
geen van genoemde

Slide 19 - Quiz

Welk deel van het molecuul is delta - (negatief) geladen
A
De C
B
De rechter H
C
De O
D
geen van genoemde

Slide 20 - Quiz

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Lost deze stof op in water?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Aan de slag 

  • Doorlezen §4.1 + §4.2 + §4.3
  • Maken:
      * §4.1 => opdr. 3, 4, 6, 10
      * §4.2 => opdr. 11, 14, 16, 18, 21
      * §4.3 => opdr. 25, 32, 34, 35, 38



  • Eerste 5 minuten in stilte
  • Daarna fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op
  • Af? => Geen huiswerk
timer
5:00

Slide 23 - Diapositive

Filmpje 1
VanderWaaldbinding (kort)


Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Filmpje 2
VanderWaaldbinding (uitgebreid)


Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo