Les 1 Status

Theaterlessen jaar 2
Status
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DramaMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Theaterlessen jaar 2
Status

Slide 1 - Diapositive

Vandaag hebben wij het over:
Status  - dat wil zeggen, Hoge status en Lage status

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je:
1. Het verschil benoemen tussen hoge status en lage status
2. Voorbeelden geven van status in beroepen
3. Een hoge en lage status spelen

Slide 3 - Diapositive

Uitleg Hoge Status
In het dagelijks leven heb je te maken met status verschillen. Misschien dat je ze wel zult herkennen. 
Er is een verschil met hoeveel macht, aanzien, geld, geleerdheid, slimheid etc. heeft ten opzichte van iemand anders.
Denk bijvoorbeeld aan:

Slide 4 - Diapositive

voorbeeld 1
De Koning en de Koningin
tegenover
De mensen in de hofhouding
(dat zijn de mensen op de achtergrond van de foto)

Slide 5 - Diapositive

voorbeeld 2
Een rechter
tegenover 
Een verdachte

Slide 6 - Diapositive

Mini Opdracht
In tweetallen: bedenk nog 3 voorbeelden van een beroep met een hoge status 
hiervoor krijgen jullie 1 minuut de tijd.
Bespreek na afloop klassikaal welke voorbeelden je hebt gevonden.
timer
1:00

Slide 7 - Diapositive

Hoge status
De vorige twee slide's waren voorbeelden van een hoge status.
De rechter (hoge status) die beslist namelijk of iemand naar de gevangenis moet of niet. 
De Koning (hoge status) is het staatshoofd, hoger kun je in Nederland niet worden.

Slide 8 - Diapositive

Uitleg lage status
Iemand met een lage status heeft minder dan iemand met een hoge status. Dit kan zijn: doordat hij/zij minder geld heeft, bang is, minder slim is etc.
Hier volgen nog een paar voorbeelden:

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld 3
Een bordenwasser
tegenover
Een Chef kok

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld 4
Een Lakei
tegenover 
De Koning

Slide 11 - Diapositive

Mini opdracht 2
In dezelfde tweetallen: bedenk 3 beroepen met een lage status
bespreek de beroepen klassikaal.
Hiervoor heb je 1 minuut
timer
1:00

Slide 12 - Diapositive

Wie heeft de lage status?
A
Politie agent
B
Rechter
C
Koning
D
Schoenpoetser

Slide 13 - Quiz

Wie heeft de hoge status?
A
Boef
B
Putjesschepper
C
Vuilnisman
D
Advocaat

Slide 14 - Quiz

En dan nu
Tijd voor een Filmpje!
Bekijk het volgende filmpje.
Wie heeft er volgens jou de lage status en waarom?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

wie had er in het filmpje de lage status en hoe zie je dat?

Slide 17 - Question ouverte

Nog een filmpje
We kijken nog een Filmpje!
Bekijk het volgende filmpje.
Wie heeft er volgens jou de lage status en waarom?

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

wie had er in het filmpje de lage status en hoe laat hij dat merken?

Slide 20 - Question ouverte

Nog een filmpje
We kijken nog een Filmpje!
Bekijk het volgende filmpje.
Wie heeft er volgens jou de lage status en waarom?

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

wie had er in het filmpje de lage status en hoe merk je dat?

Slide 23 - Question ouverte

Nog een filmpje
We kijken nog een Filmpje!
Bekijk het volgende filmpje.
Wie heeft er volgens jou de hoge status en waarom?

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

wie had er in het filmpje de hoge status en hoe merk je dat?

Slide 26 - Question ouverte

Een aantal kenmerken van Lage Status
LAGE STATUS
-voeten naar binnen
-weinig ruimte innemen
-springerig bewegen: lichaam en hoofd
-wegkijken
-hoofd bewegen



*positieve lage status
-nieuwsgierig en open
-willen anderen plezieren
-snel verbaasd over de wereld om hun heen



Slide 27 - Diapositive

Een aantal kenmerken van Hoge status
HOGE STATUS
-voeten naar buiten
-veel ruimte innemen
-bewegen: niet te veel, groot, vloeiend
-ander in de ogen kijken
-hoofd stil houden



*positieve hoge status
-hebben alles onder controle
-hoeven niets te zeggen
-niet bang of onzeker
 


Slide 28 - Diapositive

Aan de slag! 
Opdracht: 5 minuten.
 1. Maak tweetallen.
2. Persoon A stelt zichzelf voor in een hoge status. Zeg je voor- en achternaam en waar je woont. Daarna stel je jezelf voor in een lage status. 
3. De ander benoemt wat hij/zij ziet. Kijk goed naar lichaamshouding en gezichtsuitdrukking.
4. Wisselen! Nu stelt persoon B zich voor in een hoge en in een lage status. 
5. Welke houding voelde voor jou het leukst om te spelen? 

Slide 29 - Diapositive

We hebben nu gewerkt met hoge status en lage status. Kun je een aantal kenmerken benoemen van Hoge status?

Slide 30 - Question ouverte

Kun je een aantal kenmerken benoemen van lage status?

Slide 31 - Question ouverte

Waar hebben we aan gewerkt?
Het verschil herkennen tussen hoge en lage status.
Status herkennen aan de hand van beroepen.
We hebben een hoge en lage status gespeeld. Je hebt ontdekt wat jij het leukst vindt om te spelen. 

Slide 32 - Diapositive

Wat zijn jullie vragen?
We gaan de les afronden, dit is het moment waarop jullie vragen kunnen stellen over hoge en lage status.

Vraag het je docent of ondervraag elkaar

Slide 33 - Diapositive

Tijd over
Rondlopen in hoge en lage status

Slide 34 - Diapositive