Minerva les 2 Nominativus en persoonsuitgang

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Minerva les 2 Zelfstandige naamwoorden en persoonsuitgangen 

Het zelfstandig naamwoord in het Latijn

In het Latijn hebben zelfstandig naamwoorden twee delen.

hoe heet het deel van een zelfstandig naamwoord dat de betekenis van het woord geeft?

1. stam
2. uitgang
3. signaal
4. inhoud

Onderwerp

De woordenboekvorm van zelfstandige naamwoorden is de vorm die als onderwerp gebruikt wordt.

In het Latijn heet die vorm: Nominativus

Hoe heet de woordenboekvorm van een zelfstandig naamwoord in het Latijn?

1. stam
2. uitgang
3. Nominativus
4. Onderwerp

 groepen en geslachten

groep 1 woorden (op -a) zijn meestal vrouwelijk

groep 2 woorden op -us zijn mannelijk

groep 2 woorden op -um zijn onzijdig

wat is het geslacht van mensa?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig

wat is het geslacht van donum?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig

wat is het geslacht van 'dona'

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig

leg de woordenlijst op p 175 open en vertaal: rex stultus est

vertaal: deus servus est

vertaal: donum aurum est

Een zelfstandig naamwoord kan meerdere geslachten hebben

1. goed
2. fout

Een zn op -us is altijd mannelijk

1. goed
2. fout

wat is de Nominativus

1. woordenboekvorm
2. signaalletter
3. stam van een naamwoord

In een zin kan de Nominativus zijn:

1. onderwerp
2. onderwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde
3. lijdend voorwerp
4. naamwoordelijk deel van het gezegde

wat is de de uitgang van de Nominativus meervoud van woorden uit groep 1

1. a
2. i
3. ae

De uitgang -a kan voorkomen bij:

1. Nom Enk. groep 1
2. Nom MV, groep 2 woorden op -us
3. Nom mv. groep 2 woorden op -um
4. Nom Enk.groep 1 Nom mv. groep 2 woorden op -um

Wat is de meervouduitgang van de Nominativus van onzijdige woorden uit groep 2

1. a
2. i
3. ae

Het werkwoord in het Latijn

BIj werkwoorden in het Latijn geeft het eerste deel van het woord informatie over de betekenis.

De uitgang van het woord geeft grammaticale informatie

Onderwerp en gezegde

Als het onderwerp in het enkelvoud staat dan staat ook het werkwoord in het enkelvoud. Beide woorden hebben dan achter de stam een uitgang die het SIGNAAL enkelvoud geeft. In het Latijn is de signaalletter voor de derde persoon enkelvoud (hij/zij/het) -t

servus clamat: de slaaf roept

silva mutat: het bos verandert

donum est: het geschenk is

mensa est

1. goed
2. fout

dona est

1. goed
2. fout

Werkwoord

Werkwoorden hebben een stam en een uitgang

1. De stam geeft de betekenis van het werkwoord,

2. De uitgang geeft extra informatie (signaal) 

bv wie (hij/ zij) de handeling verricht.

In dat geval noemen we het werkwoord PERSOONSVORM

est

ambulant

sunt

mutat

servi

mensa

rex

silva

vinum

mensae

Naamwoordelijk deel v.h. gezegde

De koning is dwaas

De god is een slaaf

De geschenken zijn wonderlijk

Hij is koning

Naamwoordelijk deel van het gezegde

Een naamwoordelijk gezegde bevat naast werkwoorden ook één of enkele naamwoorden.

In het Latijn kun je je  bij vormen van het werkwoord 'esse', zoals 'est' en 'sunt' 2 naamwoorden in de Nominativus tegenkomen. 

Naamwoordelijk deel v.h. gezegde

Beide woorden hebben de signaaluitgang van de Nominativus.

Eén van beiden is onderwerp, de andere is naamwoordelijk deel van het gezegde.

Naamwoordelijk deel van het gezegde

rex stultus est

deus servus est

donum aurum est

Naamwoordelijk deel van het gezegde

Dus: in zinnetjes met een naamwoordelijk gezegde kun je meerdere woorden in de nominativus tegenkomen

welk zinnetje is goed?

1. silva miram est
2. silva mira est
3. silva mirae est
4. silva miras est