Les haben, sein, werden en zwakke werkwoord_070322

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

haben - sein - werden

Slide 2 - Diapositive

het persoonlijk voornaamwoord
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
haben -> uitzondering
hab
hab
hab

hab
hab
hab

ha
ha





st
t




de uitgangen bij du en er blijven hetzelfde, maar de stam verandert:
hab -> ha
uitleg

Slide 6 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
bin
bist
ist

sind
seid
sind
sein -> uitzondering
uitleg

Slide 7 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
werden -> uitzondering
werd
werd
werd

werd
werd
werd

wirst
wird




du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!
Let op de exta 'e'.

e
e


e
uitleg

Slide 8 - Diapositive

Het zwakke werkwoord

Slide 9 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig

...worden volgens een vast schema vervoegd

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 10 - Diapositive

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 11 - Diapositive

Hoe krijg je de stam?
hele werkwoord -/-  en    of   n 

Voorbeelden:

machen > machen;  mach
spielen > spielen;  spiel  
radeln - radeln > radel

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld: machen (doen, maken)
(ik)
(hij)
(hij/zij/het)      (wij)
(jullie) 
(zij/u)   
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mach e              
mach st 
mach
mach en
mach t
mach en
Machen

Slide 13 - Diapositive

Ezelsbruggetje





Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 14 - Diapositive

Hoe ziet de verleden tijd eruit?
(ik)
(hij)
(hij/zij/het)      (wij)
(jullie) 
(zij/u)   
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mach te             
mach test
mach te
mach ten
mach tet
mach ten

Slide 15 - Diapositive

Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.

In het Duits is dit
ge- + stam + -t

Bijv: machen > gemacht;  spielen > gespielt.

Slide 16 - Diapositive

Hoe ziet de gebiedende wijs  eruit?
De gebiedende wijs kent in  het Duits drie vormen:

enkelvoud: Stamm + e                             mache!
meervoud: Stamm + t                              macht!
beleefdheidsvorm: Stamm + en + Sie              machen Sie!

Slide 17 - Diapositive

LET OP!
Eindigt de stam op een -d of een -t, dan moet je altijd een -e na de stam hebben,  bijvoorbeeld melden en antworten

De werkwoorden 
atmen, öffnen, regnen, rechnen, zeichnen en begegnen 
hebben dit ook.



Slide 18 - Diapositive

LET OP!
Eindigt de stam op een sisklank (s, z, x, ß) dan krijg je bij du in de O.T.T. alleen een -t als uitgang. 
Bijvoorbeeld:

du tanz t
du setz t



Slide 19 - Diapositive

LET OP!
Eindigt het werkwoord op -eln (handeln, sammeln) dan verschuift de l bij ich in de O.T.T. een plaats naar links. 
Bijvoorbeeld:

ich handle, maar du handelst     
ich sammle, maar du sammelst



Slide 20 - Diapositive

Deze drie regels gelden ook voor de andere tijden!

Even oefenen nu!

Slide 21 - Diapositive

Fülle die richtige Form des Verbes im Präsens und Präteritum aus:
Er (behaupten)……………../…………………, mich nicht zu kennen.

Slide 22 - Diapositive

Fülle die richtige Form des Verbes im Präsens und Präteritum aus:
 Das Volk (wählen)………………../…………………… ein neues Parlament.

Slide 23 - Diapositive

Fülle die richtige Form des Verbes im Präsens und Präteritum aus:
Es (regnen)…………………./…………………… schon die ganze Zeit!

Slide 24 - Diapositive

Fülle die richtige Form des Verbes im Präsens und Präteritum aus:
Wo (kaufen)………………/……………….. ihr solche billigen Sachen?

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive