1kgt - les 10 Spelling H6 sterke ww + Een presentatie houden

Welkom
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

Doelen
Lezen in een boek 
vrijdag uit!
Taalverzorging Spelling
Je weet hoe je sterke werkwoorden moet schrijven

SprekenTaalverzorging
Je kunt een presentatie houden.

Slide 2 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Taalverzorging
Je leert over de verleden tijd van sterke werkwoorden.

Slide 4 - Diapositive

Verleden tijd van sterke werkwoorden H6
Een mooie dag
Ik heb de wekker niet gehoord, het is al half één,
Ik stap te snel uit bed met m’n verkeerde been,
Ik eet verbrande toast, ik heb niet opgelet,
Drink de slechtste bak koffie die ik ooit heb gezet.
Ik heb haast, ik zoek m’n fiets,
Maar ik vind alleen mijn slot en verder niet,
M’n baas belt. ‘Laat maar gaan’,
Misschien is het tijd voor een nieuwe baan.
Een hele mooie dag, ... (3x)


Zet de tekst in de verleden tijd

Slide 5 - Diapositive

De verleden tijd van sterke werkwoorden

Er zijn werkwoorden die in de verleden tijd veranderen van klank. Dat zijn de sterke werkwoorden. 
Bijvoorbeeld: geven – gaven, slapen – sliep, vriest – vroor, roepen – riepen.

Slide 6 - Diapositive

De verleden tijd van sterke werkwoorden

• Schrijf het woord zo kort mogelijk.
• Gebruik alleen dubbele letters als dat nodig is voor de uitspraak: hebben – hadden.
• Kijk naar de vorm voor wij/jullie/zij om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:
– ik vond, want: wij/jullie/zij vonden
– hij wist, want: wij/jullie/zij wisten
Let op: een persoonsvorm verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Slide 7 - Diapositive

De verleden tijd van sterke werkwoorden

Er zijn werkwoorden die in de verleden tijd veranderen van klank. Dat zijn de sterke werkwoorden. 
Bijvoorbeeld: geven – gaven, slapen – sliep, vriest – vroor, roepen – riepen.

Maken: 1 (klassikaal), 2, 2a, 3, 4
timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

Wat is een sterk werkwoord?
A
Lezen
B
Spelen
C
Werken

Slide 9 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
De stam van het werkwoord
B
Dat verandert van klank.
C
Dat verandert niet van klank.
D
Geen van allen.

Slide 10 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
vragen
B
darten

Slide 11 - Quiz

Wat is geen sterk werkwoord?
A
Hebben
B
Slaan
C
Fietsen
D
Verliezen

Slide 12 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
slapen
B
werken
C
branden
D
fietsen

Slide 13 - Quiz

Wat is een "sterk werkwoord"?
A
een werkwoord dat kracht betekent
B
een werkwoord dat in de verleden tijd hetzelfde klinkt
C
een werkwoord dat in de verleden tijd van klank verandert
D
een werkwoord dat je niet kunt vervoegen

Slide 14 - Quiz

Bij een sterk werkwoord...
A
blijft de klank hetzelfde
B
verandert de klank

Slide 15 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
branden
B
rijden
C
lachen
D
poetsen

Slide 16 - Quiz

Wat zijn sterke werkwoorden?
A
slapen - vinden - geven
B
gokken - pakken - rennen

Slide 17 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord
A
branden
B
blussen
C
verhuizen
D
denken

Slide 18 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?
A
schilderen
B
roepen

Slide 19 - Quiz

Een presentatie voorbereiden H5
Doel: Je kunt een presentatie voorbereiden

Slide 20 - Diapositive

H5 
Een presentatie voorbereiden
Twee filmpjes: Spreken en gesprekken H5 + H6

Slide 21 - Diapositive

Een presentatie voorbereiden
– Inleiding: vertel waarover je presentatie gaat en waarom je dit onderwerp hebt gekozen.
– Middenstuk: vertel alle informatie over je onderwerp. Verdeel de informatie in kleinere onderwerpen. Dit zijn deelonderwerpen.– Slot: bedenk een leuke slotzin, zodat de luisteraars weten dat je presentatie is afgelopen.
Maken H5 spreken en gesprekken: 1, 4b
timer
15:00

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk
Boek meenemen
Maken: 
H6 De verledentijd van sterke werkwoorden opdracht 1, 2, 2a, 3, 4

Slide 23 - Diapositive