Psychofarmacologie (2)

Psychofarmaca (2)
Learnbeat 8.3
paragraaf: E, F, G 
zelf lezen paragraaf H: de rol van de verpleegkundige
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Psychofarmaca (2)
Learnbeat 8.3
paragraaf: E, F, G 
zelf lezen paragraaf H: de rol van de verpleegkundige

Slide 1 - Diapositive

Wat is een van de belangrijkste effecten van psychofarmaca op het brein?
A
ze verhogen de productie van nieuwe neuronen
B
ze verstoren de normale neurotransmitteractiviteit
C
ze verminderen de bloedtoevoer naar de hersenen
D
ze verhogen de lichaamstemperatuur

Slide 2 - Quiz

Welke van de volgende neurotransmitters zijn vaak betrokken bij het ontstaan van psychische klachten zoals depressie en angst?
A
dopamine
B
serotonine
C
noradrenaline
D
alle bovenstaande

Slide 3 - Quiz

Hypnoticamiddelen behoren tot de groep antidepressiva
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Antidepressiva
Indicatie: Depressie, paniekstoornis, obsessieve compulsieve stoornis, 
                     sociale fobie/sociale angststoornis, posttraumatische                    
                     stressstoornis.

Werking: Beïnvloeden serotonine en noradrenaline_> Reguleren de opname van deze neurotransmitters. Verbeteren de symptomen , maar nemen niet de oorzaak weg:
verbeteren de stemming. Gebruikers van anti-depressiva zijn therapietrouw.
  
Behandeling met antidepressiva wordt veelal eclectisch gedaan-> in samenhang met gedragstherapeutische behandeling (angststoornis)  of bij depressie samen met ondersteunende gesprekken/ psychotherapie.

Slide 5 - Diapositive

twee groepen anti depressiva
1. oude of klassieke antidepressiva

2. nieuwe of moderne antidepressiva

Beide groepen antidepressiva zijn ongeveer even effectief, maar de bijwerkingen van de moderne antidepressiva zijn over het algemeen milder.

Slide 6 - Diapositive

1.  oude of klassieke antidepressiva
a. Tricyclische middelen (TCA's), deze remmen in het algemeen de heropname van neurotransmitters:
serotonine -> heropnameremmer (clomipramine)
norepinefrine -> heropnameremmer (nortriptyline)
gemengde heropnameremmers  ->(imipramine en amitriptyline), die zowel de heropname van serotonine als norepinefrine remmen.

Slide 7 - Diapositive

b. mono-amine-oxidase remmers (MAO-remmers),  een groep enzymen die zorgt voor de afbraak van monoaminen in het lichaam. Onder de monoaminen vallen ook de neurotransmitters serotonine en noradrenaline. MAO-remmers blokkeren deze afbraak.-> m.a.w.  ze vertragen de afbraak van neurotransmitters.
->voorbeelden:   aurorix, parnate en nardil
wordt de laatste jaren weer meer gebruikt als andere anti depressieve middelen niet helpen

Slide 8 - Diapositive

A. SSRI
SSRI  ‘selective serotonin-reuptake inhibitor’ oftewel  selectieve serotonine heropnameremmer. 

SSRI’s blokkeren de heropname van serotonine in neuronen.

Deze blokkade verhoogt de serotonineconcentratie in de synaptische spleet.(ruimte tussen twee neuronen) 

Dit zou bijdragen aan het antidepressieve effect. 
bijvoorbeeld:   Citalopram, Ecitalopram, Fluoxetine, Fluvoxamine, Paroxetine, Sertraline

Slide 9 - Diapositive

2. Nieuwe of moderne antidepressiva
Deze  hebben als kenmerk dat ze selectiever neurotransmitters beïnvloeden. Ze zijn onderverdeeld in drie groepen:

a.  SSRI
b. SNRI
c. overige moderne antidepressiva 

Slide 10 - Diapositive

B. SNRI 
SNRI ‘selective serotonin and noradrenalin reuptake inhibitor’ oftewel serotonine- en noradrenaline heropnameremmer.

blokkeren de heropname van serotonine en noradrenaline in neuronen. 

Daarom worden deze middelen ook wel duale re-uptake-remmers genoemd. Sommige van deze middelen remmen ook in mindere mate de heropname van dopamine. 



Slide 11 - Diapositive

C. overige moderne anti depressiva
Middelen die niet in de andere genoemde categorieën vallen, zoals hieronder in de tabel : 

Slide 12 - Diapositive

keuze van antidepressiva
Veelal een kwestie van uitproberen, welke helpend is en welke dosering er moet worden gegeven. De werking duurt vaak enkele weken (gemiddeld 6 weken)voordat het duidelijk is of het anti depressivum gaat werken.

De moderne middelen zijn veel minder gevaarlijk bij overdosering dan de ouderwetse middelen (bij depressieve zorgvragers bestaat altijd het gevaar voor een suïcidepoging met medicijnen)
Dus valt de keuze daar sneller op, vooral bij de ambulante behandeling.

Vanwege de bijwerkingen  is het heel gebruikelijk om twee of drie verschillende middelen te proberen, voordat er voldoende effect en verdraagzaamheid wordt bereikt. 




Slide 13 - Diapositive

Tricyclische middelen (TCA’s) remmen in het algemeen de heropname van neurotransmitters zoals serotonine en norepinefrine.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Stemmingsstabilisatoren
Indicatie:  worden voorgeschreven aan zorgvragers met een bipolaire stoornis of schizo affectieve psychose. Ook worden ze bij sommige vormen van depressie gebruikt.

Werking: vlakken pieken(manie) en dalen(depressie af in de stemming van mensen met een bipolaire stoornis
Er zijn 3 groepen , waarvan Lithium de bekendste en het best onderzocht m.b.t effect op een bipolaire stoornis en wordt  vooral preventief toegepast 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Lithium
 Dagelijkse inname , langdurig gebruik. Therapie trouw !
niet plotseling stoppen , geeft gevaar op een plotseling manie/ psychose.
regelmatig lithiumspiegel controle en daarnaast nier- en schildklierfunctie controle, alsmede controle van het gewicht.  

te laag-> kans op psychisch ontregeld raken
te hoog-> kans op onnodige bijwerkingen zoals sufheid en misselijkheid

Om bijwerkingen tegen te gaan moet in de eerste plaats geprobeerd worden op een zo laag mogelijke dosis lithium uit te komen.

Bijwerkingen:  gewichtstoename, dorst, misselijkheid en concentratieproblemen. Bij langdurig gebruik kan het middel nierproblemen geven. Doordat de nieren het zout niet goed uitscheiden, kan er intoxicatie optreden. 



Slide 17 - Diapositive

Middelen bij ADHD (aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit)
 Kenmerkend voor ADHD is moeite met concentreren, impulsiviteit en beweeglijkheid.
 ADHD-medicatie kan, als het therapie ondersteunend wordt ingezet, voor een sterke verbetering van het gedrag en/of de concentratie zorgen.

Bij ADHD worden twee soorten medicijnen toegepast:
a. psychostimulantia
b. atomoxetine ( wordt niet uitgebreid besproken) wordt vaak bij kinderen  voorgeschreven als er niet voldoende baat is bij psychostimulantia.

Slide 18 - Diapositive

A. Psychostimulantia
 verzamelnaam voor een groep medicijnen die het centrale zenuwstelsel en daarmee de psychische functies stimuleren. 
(Paradoxale werking: bij mensen met ADHD maakt het hen rustiger)
-> Verondersteld wordt dat de delen van de hersenen die onrust moeten onderdrukken door de stimulantia worden geactiveerd en daardoor hun werk beter kunnen doen
worden in  twee groepen verdeeld:
- methylfenidaat (zoals Ritalin en Concerta)
- amfetaminederivaten (zoals dexamfetamine)
Beide medicijngroepen beïnvloeden neurotransmitterprocessen, met name rond dopamine en noradrenaline. De 1e groep(is het veiligst en eest onderzocht) wordt eigenlijk alleen maar in Nederland voorgeschreven

Slide 19 - Diapositive

Effect
Bij circa zeventig tot tachtig procent van de kinderen van zes tot en met vijftien jaar heeft methylfenidaat een gunstig effect op het gedrag, de hyperactiviteit of de concentratie.
De klachten worden minder , maar verdwijnen niet. 
Voorbeelden:

Slide 20 - Diapositive

veel voorkomende   Bijwerkingen
- slapeloosheid (dus rekening houden met het tijdstip van inname)
- nervositeit
- hoofdpijn

Bij langdurig gebruik krijgen gebruikers in sommige gevallen last van nerveuze spanning, spreekdrang en verminderde zelfkritiek. 
Bij kinderen kan er sprake zijn van een vertraging van gewichtstoename en lengtegroei.

Gebruik leidt niet tot verslaving en het medicijn kan bij gunstig resultaat langdurig worden gebruikt: de werking neemt in de loop van de tijd niet af.

Slide 21 - Diapositive

tenslotte: middelen bij de behandeling van verslaving 
Voor mensen die afhankelijk zijn van drugs of alcohol  en waarbij  ondersteuning onontbeerlijk is als zij het gebruik willen minderen of zelfs willen stoppen. 
Ontwenningsmiddelen maken vrijwel altijd deel uit van een uitgebreidere psychosociale behandeling en begeleiding.

---->

Slide 22 - Diapositive