6. Voorbereiden toets + Oefentoets Showponies

Klaar voor SE Drama?
Laatste tips voor schoolexamen:
hoe moet je leren?
wat moet je écht kennen?

1 / 55
suivant
Slide 1: Diapositive
DramaMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 9 vidéos.

Éléments de cette leçon

Klaar voor SE Drama?
Laatste tips voor schoolexamen:
hoe moet je leren?
wat moet je écht kennen?

Slide 1 - Diapositive

Toets in examenmodus
  • Laptops voorbereiden voor veilige modus
  • Om met de laptops in veilige modus te werken is wel enige voorbereiding nodig op de apparaten van de leerlingen. De veilige modus werkt op beheerde Chromebooks (RentCompany of Chromebooks die door school zijn uitgegeven op de locaties VS/GL en HE), de meeste eigen Windows/Mac laptops en een aantal Windows gedeelde apparaten (Dell Windows laptops) die nog in circulatie zijn sinds de Covid lockdowns.
  • Toets in examenmodus

Slide 2 - Diapositive

Toetsvoorbereiding
Neem de samenvatting door
Neem de leerdoelen door. Welke kun je al? Welke zijn nog lastig?
timer
6:00

Slide 3 - Diapositive

Vragen? Lastige begrippen?
...?

Slide 4 - Carte mentale

Hoe moet je leren?
  • Leer de volgende documenten - zie Teams:  
- examentraining kunst drama 2324
- begrippen kunst drama 2324
- leerdoelen + begrippen deel 1, deel 2 en deel 3 in Lessonup

  •  Oefen (via Teams> examentraining) met
    Quizlet, LessonUp, Oefenexamen
  • Oefen een centraal examen (oefenen facet) en kijk na via examenblad.nl
> https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/start/ 


Slide 5 - Diapositive

Wat moet je écht kennen?
  • Alle rijtjes (zie examentraining 2324)
  • Alle begrippen (zie begrippen kunst drama 2324)
  • Je moet begrippen kunnen toepassen op een nieuw voorbeeld
  • Bedenk bij elke vraag: welk begrip wordt hier getoetst? En laat in je antwoord zien dat je dat begrip kent
  • Beschrijf spel: wat je kunt zien en horen

Slide 6 - Diapositive

Komt (bijna) altijd terug op het SE/CE
  • Spelgegevens: wie, wat, waar, wanneer, waarom
  • Theatrale middelen: spelgegevens, enscenering, materiële vormgevingsmiddelen)
  • Non-verbale uitingsmogelijkheden (=fysiek): mimiek, gebaren, houding
  • Verbale uitingsmogelijkheden: taalgebruik , stemgebruik (volume, klemtoon, pauzering, toonhoogte (intonatie),  tempo)
  • Andere kunstvormen: beeldende kunst, dans, literatuur, muziek, film
  • Functies: informeren / leren, amuseren, overtuigen en overhalen
  • Materiële vormgevingsmiddelen 

Slide 7 - Diapositive

Tips maken examenvragen
- Als je begrippen goed geleerd hebt, hoef je niet veel op te zoeken
- Markeer de kern van de vraag
- Check of je evenveel antwoord-elementen hebt gegeven als gevraagd worden (zie score-aantal)
- Video- en audiobronnen kun je pauzeren (doe dat dus ook als je wat relevants ziet of hoort)

Slide 8 - Diapositive

Oefenen met oefentoets
Zie Teams- ga aan de slag met de oefentoets

Slide 9 - Diapositive

Examenvragen Showponies
Dit vragenblok gaat over de voorstelling De Alex Klaassen Revue, Showponies.

Showponies is een ‘identiteitsrevue’ met vrolijke sketches en liedjes over seksualiteit, gender en identiteit. Showponies is geschreven door Alex Klaassen. Hij speelt ook de meeste rollen.

Slide 10 - Diapositive

Examenvraag 1
Op de afbeelding zie je de flyer van de voorstelling. Voor de foto op deze flyer zijn materiele vormgevingsmiddelen gebruikt, die iets vertellen over wat je zou kunnen verwachten in de voorstelling. 

1. (2p)
– Noem twee soorten vormgevingsmiddelen en geef van elk soort vormgevingsmiddel een voorbeeld dat je ziet op de foto.
- Leg daarna bij elk voorbeeld uit wat je erdoor verwacht van de voorstelling.

Slide 11 - Diapositive

Vraag 1
– Noem twee soorten vormgevingsmiddelen en geef van elk soort vormgevingsmiddel een voorbeeld dat je ziet op de foto.
- Leg daarna bij elk voorbeeld uit wat je erdoor verwacht van de voorstelling.

Slide 12 - Diapositive

Uitwerkbijlage vraag 1
1 soort vormgevingsmiddel .......................................................................
voorbeeld .................................................................................................
uitleg ........................................................................................................
 .................................................................................................................
2 soort vormgevingsmiddel .......................................................................
voorbeeld .................................................................................................
uitleg ........................................................................................................
 .................................................................................................................

Slide 13 - Diapositive

Correctie antw 1
soort vormgevingsmiddel met voorbeeld en uitleg (twee van de volgende):
 attribuut/rekwisiet: bril. De voorstelling is grappig (bedoeld). / Alex
Klaasen speelt typetjes.
 kostuum: tutu. Alex Klaasen zal ook vrouwen spelen. / Er komt ook dans
in voor. / Hij speelt met man-vrouwbeelden. / Gender is een onderwerp.
 grime en hairstyling: pruik. De voorstelling is grappig (bedoeld). / Alex
Klaasen speelt typetjes.
ook goed: kostuum: bloot bovenlijf. De voorstelling is taboedoorbrekend. /
Seksualiteit is een onderwerp.
ook goed: kostuum: bril. De voorstelling is grappig (bedoeld). / Alex Klaasen
speelt typetjes.

per juist antwoord 1 

Slide 14 - Diapositive

Examenvraag 2

In het fragment wordt de vierde wand doorbroken.

(1p)
– Wanneer wordt in het fragment de vierde wand doorbroken?
- Geef daarna aan hoe hier de vierde wand doorbroken wordt.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Uitwerkbijlage vraag 2
tijdcode ....................................................................................................
vierde wand doorbroken ...........................................................................
 ................................................................................................................. 

Slide 17 - Diapositive

Correctie antwoord 2
maximumscore 1
een van de volgende:
 tijdcode: 01
vierde wand doorbroken: De actrice zegt “hoi, meiden!” tegen het publiek.
 tijdcode: 02
vierde wand doorbroken: De actrice wijst naar het publiek.
 tijdcode: 08
vierde wand doorbroken: Alex reageert op het gelach van de
toeschouwers. 

Slide 18 - Diapositive

Examenvraag 3
Showponies is een revue of show. Een revue is een ouderwetse theatervorm, waarin losse onderdelen zonder verhaal achter elkaar gezet zijn. Er komen allerlei maatschappelijke thema’s in voor, en er worden verschillende kunstdisciplines gebruikt. 
3. – Noem twee kunstdisciplines die in het fragment worden gebruikt.
Een revue/show lijkt op een andere theatervorm waarin ook verschillende kunstvormen naar voren komen.
- Op welke andere theatervorm lijkt een revue/shot? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Uitwerkbijlage vraag 3
kunstdiscipline 1 ......................................................................................
kunstdiscipline 2 ......................................................................................
theatervorm .............................................................................................
uitleg ........................................................................................................
 .................................................................................................................

Slide 21 - Diapositive

Correctie antw 3
maximumscore 2
• kunstdisciplines: muziek en dans 1
Opmerkingen
Alleen als beide antwoorden juist zijn, 1 scorepunt toekennen.
Het antwoord ‘zang’ is geen kunstdiscipline en mag daarom niet goed
gerekend worden.
• theatervorm met uitleg: 1
musical: Er is muziek en/of dans en/of drama in verwerkt.
ook goed: cabaret: Het bestaat uit losse onderdelen/sketches (drama)
en liedjes.
ook goed: opera: Er wordt in gezongen en bewogen/gedanst.

Slide 22 - Diapositive

Examenvraag 4
Volgens de definitie komen in een revue allerlei maatschappelijke thema’s voor.

(1p) 4. Noem een maatschappelijk thema dat voorkomt in het fragment en geef twee voorbeelden waaruit dit thema blijkt

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Uitwerkbijlage vraag 4
maatschappelijk thema .............................................................................
1 voorbeeld ..............................................................................................
 .................................................................................................................
2 voorbeeld ..............................................................................................
 ................................................................................................................. 

Slide 25 - Diapositive

Correctie antw 4
maatschappelijk thema: (vooroordelen hebben over) homoseksualiteit / het
homohuwelijk (discriminatie) / (seksuele) identiteit / genderongelijkheid
voorbeelden (twee van de volgende):
 De verkoper/verkoopster vindt een huwelijk tussen twee vrouwen zo
raar, dat zij probeert een vrouw als man aan te wijzen (om zo weer
terug te keren naar de traditionele man-vrouwrol).
 De verkoper/verkoopster wil één vrouw een pak geven.
 De verkoper/verkoopster heeft ouderwetse ideeën over het huwelijk
en/of over homoseksualiteit.
 De verkoper/verkoopster wil één vrouw in het wit en één vrouw in het
zwart kleden.
 De verkoper/verkoopster negeert de homoseksuele vrouwen. / De
verkoper/verkoopster weigert naar hen te luisteren.
 De vrouwen hebben moderne ideeën over het huwelijk.
 De vrouwen onderzoeken hoe ‘vrouwelijk’ of ‘mannelijk’ ze zich voelen. 

Slide 26 - Diapositive

Examenvraag 5
In deze scene worden in het begin van het fragment het WAT en het WIE duidelijk gemaakt door verschillende soorten materiele vormgevingsmiddelen.
5. (2p)
– Noem twee soorten vormgevingsmiddelen waardoor het WAT duidelijk gemaakt wordt.
- Leg daarna per soort vormgevingsmiddel uit hoe dat het WAT duidelijk maakt.
- Noem een soort vormgevingsmiddel waardoor het WIE duidelijk gemaakt wordt.
- Leg daarna uit hoe dit vormgevingsmiddel het WIE duidelijk maakt.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Uitwerkbijlage vraag 5
Wat + wie
soort vormgevingsmiddel +
uitleg
1 …………………….. ………………………………………….…………………..
…………………………………………….………………..
2 …………………….. …………………………………………….………………..
……………………………

Slide 29 - Diapositive

Correctie antw 5
maximumscore 2
• Wat (twee van de volgende): 1
 soort
vormgevingsmiddel
uitleg
 muziek De zware muziek maakt duidelijk dat er
iets ergs is gebeurd / dat Sneeuwwitje
dood is.
 licht Het blauwe licht maakt duidelijk dat er
iets droevigs aan de hand is / dat
Sneeuwwitje dood is.
 decor De doodskist maakt duidelijk dat
Sneeuwwitje dood is.
 kostuum Het herenpak maakt duidelijk dat het een
(officiële) begrafenis is. 

Slide 30 - Diapositive

Correctie antw 5
Wie (een van de volgende): 1
 soort
vormgevingsmiddel
uitleg
 kostuum De prinsessenjurk maakt duidelijk dat
degene die daar ligt Sneeuwwitje is.
 kostuum De puntmutsen maken duidelijk dat het
(de zeven) dwergen zijn.
 grime en hairstyling De witte baarden maken duidelijk dat het
dwergen zijn. 

Slide 31 - Diapositive

Examenvraag 6
De spelers verwijzen naar de werkelijkheid door omkering.

6. Leg aan de hand van het fragment uit wat omkering is. (1p)

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Correctie antw 6
maximumscore 1
Het antwoord moet de volgende strekking hebben (een van de volgende):
 Iets normaals (kind-zijn) wordt voorgesteld als iets traumatisch/iets
ergs / een probleem.
 Over kind-zijn wordt gesproken als over een volwassen leven.
 Je verwacht niet dat wanneer je als kind kleurplaten inkleurde, je daar
als volwassene last van hebt. 

Slide 34 - Diapositive

Examenvraag 7
Bekijk hetzelfde fragment
“Binnen de lijntjes kleuren” is in dit fragment letterlijk bedoeld, maar ook figuurlijk. Het bekent hier dat je doet wat van je verwacht wordt, dat je je volwassen gedraagt.
Naar welke manier van de werkelijkheid wordt hier verwezen? (1p)
naar:
A associatie
B identificeren
C metafoor

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Naar welke manier van de werkelijkheid wordt hier verwezen? (1p)
A
associatie
B
identificeren
C
metafoor

Slide 37 - Quiz

Examenvraag 8
De vragen 8 en 9 gaan over hetzelfde fragment.
De monoloog in het fragment is een grappige, moderne bewerking van het sprookje De Kleine Zeemeermin, dat bekend geworden is door de Disney-film.

8. Wat zijn het doel en het motief van de zeemeermin in het fragment? (2p)

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Uitwerkbijlage vraag 8
doel .........................................................................................................
 .................................................................................................................
motief ......................................................................................................
 ................................................................................................................. 

Slide 40 - Diapositive

Correctie antw 8
maximumscore 2
• doel: De zeemeermin wil benen hebben. / De zeemeermin wil onder de
mensen zijn. / De zeemeermin wil buiten het water kunnen komen 1
• motief: onzekerheid overwinnen / om makkelijker van de trap af te
komen / om met de benen over elkaar te kunnen zitten / de liefde van
een man winnen / voor de liefde 1 

Slide 41 - Diapositive

Examenvraag 9
Alex Klaassen bewerkte De Kleine Zeemeermin tot een monoloog voor een meisje van deze tijd, met problemen van deze tijd.
9. Schrijf een monoloog voor een ANDER sprookjes- of fantasiefiguur waarbij je de figuur in onze moderne tijd plaatst. (1p)
Doe het als volgt:
- Kies een sprookjes- of fantasiefiguur.
- Noem de spelgegevens van je monoloog en leg ze uit.
- Schrijf een monoloog:
o in 10 zinnen,
o voor jouw sprookjes- of fantasiefiguur en
o waarin deze figuur een probleem van deze tijd heeft.


Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Uitwerkbijlage vraag 9
sprookjes- of fantasiefiguur ......................................................................
spelgegevens ...........................................................................................
 .................................................................................................................
 .................................................................................................................
 .................................................................................................................
 .................................................................................................................
 .................................................................................................................
monoloog ................................................................................................. 

Slide 44 - Diapositive

Correctie antw 9
maximumscore 4
• De monoloog is geschreven voor een sprookjes- of fantasiefiguur 1
• De spelgegevens zijn genoemd en uitgelegd 1
• De monoloog is in juiste vorm geschreven (personagenaam, eerste
persoon enkelvoud, directe rede) en bestaat uit 10 zinnen 1
• De sprookjes- of fantasiefiguur heeft een actueel probleem 1 

Slide 45 - Diapositive

voorbeeldantwoord:
sprookjes- of fantasiefiguur: oma van Roodkapje
spelgegevens:
wie/rollen/personages: oma van Roodkapje
wat/actie/verhaal: Ze is ziek.
waar/ruimte/plaats: in haar huisje
wanneer/tijd: 's middags
waarom/motief: omdat ze microplastics heeft gegeten 
monoloog:
O, nee!
Mijn buik begint te kreunen en te steunen.
Wat is er aan de hand?
Ik heb net overheerlijke koekjes gegeten bij mijn kopje thee.
Die koekjes heb ik gekregen van Roodkapje, zo aardig.
Wacht eens even.
Die koekjes waren in plastic verpakt, maar ik ben allergisch voor
microplastics!
Ik dacht dat de koekjes in composteerbaar, biologisch afbreekbaar plastic
verpakt waren.
Zie je, ik moet spugen!
Het is een grote plasticsoep-zooi: we gaan er allemaal aan! 

Slide 46 - Diapositive

Examenvraag 10
De groep houdt pauze op toneel vlak voordat het publiek pauze krijgt. Alex Klaassen krijgt telefoon van zijn moeder.

10. Is dit werkelijkheid of spelwerkelijkheid? Leg je antwoord uit. (1p)

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Vidéo

Uitwerkbijlage vraag 10
werkelijkheid / spelwerkelijkheid (Omcirkel een van beide.)
uitleg ........................................................................................................
 ................................................................................................................. 

Slide 49 - Diapositive

Correctie antw 10
maximumscore 1
Het antwoord moet de volgende strekking hebben:
spelwerkelijkheid, want dit staat in het script / want dit is gerepeteerd /
want dit doet hij elke avond zo / want zijn moeder zit niet echt in de zaal /
want een acteur heeft doorgaans geen telefoon bij zich op het toneel
Opmerking
Alleen als spelwerkelijkheid met uitleg juist is, 1 scorepunt toekennen. 

Slide 50 - Diapositive

Examenvraag 11
Een van de vier functies van theater is amuseren.

11.
- Noem twee ANDERE functies die deze voorstelling heeft en (1p)
- Leg per functie uit waarom de voorstelling ook die functie heeft. Betrek de inhoud van de voorstelling in je antwoord. (1p)

Slide 51 - Diapositive

Uitwerkbijlage vraag 11
1 functie ...................................................................................................
uitleg ........................................................................................................
 .................................................................................................................
2 functie ...................................................................................................
uitleg ........................................................................................................
 .................................................................................................................

Slide 52 - Diapositive

Correctie antw 11
maximumscore 2
functie met uitleg (twee van de volgende):
 overtuigen: De voorstelling kan het publiek overtuigen om een
stelling in te nemen/een mening te hebben / om na te denken over
hoe het voor de ander is / om zichzelf te zijn.
 informeren/leren: De voorstelling leert het publiek dat vooroordelen
over ‘anders zijn’ kunnen kwetsen / dat het belangrijk is om jezelf
te kunnen zijn.
 overhalen: De voorstelling kan homoseksuelen overhalen om uit de
kast te komen.
per juist antwoord 1

Slide 53 - Diapositive

Dit was het einde van de oefentoets

Slide 54 - Diapositive

Heel veel succes!
ps. maak de dialoogvraag en sla deze niet over

Slide 55 - Diapositive