5H: Het hart + bloedvaten

5H: Het hart + bloedvaten
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerjaar 5

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5H: Het hart + bloedvaten

Slide 1 - Diapositive

Wat is/zijn de functie(s) van de bloedsomloop?

Slide 2 - Carte mentale

Hoe noemen we bloedvaten die de hartspier voorzien van zuurstof en voedingsstoffen?

Slide 3 - Question ouverte

In welke hartruimte komt zuurstofarm/koolstofdioxiderijk bloed als eerste terecht vanuit de grote bloedsomloop?
A
Rechterboezem
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Linkerkamer

Slide 4 - Quiz

Welke ruimten van het hart bevatten zuurstofrijk bloed?
A
De gehele rechterzijde van het hart.
B
De gehele linkerzijde van het hart.
C
De gehele bovenzijde van het hart: boezems
D
De gehele onderzijde van het hart: kamers

Slide 5 - Quiz

Fase 1
Fase 2
Fase 3
Boezems en kamers stromen vol

Kamers trekken samen

Druk in kamers neemt af
Hartkleppen zijn gesloten, halvemaanvormige kleppen slaan open.
Hartkleppen zijn open, halvemaanvormige kleppen zijn dicht.
Samentrekking van de boezems
Diastole (ontspanning) van zowel boezems als kamers

Slide 6 - Question de remorquage

Waarvandaan vindt aansturing van de hartspiercellen plaats?
A
Vanuit het verlengde merg (ruggenmerg)
B
Vanuit het verlengde merg (ruggenmerg) en de sinusknoop
C
Vanuit de sinusknoop en de AV-knoop.
D
Vanuit het verlengde merg (ruggenmerg) en de sinusknoop en de AV-knoop en andere delen van het hart.

Slide 7 - Quiz

Gemiddeld maakt het hart van een mens in rust 70 slagen per minuut. Bij Pietje is dit tijdens sporten gestegen tot 140 slagen per minuut.

Is het hartminuutvolume twee keer zo groot geworden?
A
Ja
B
Nee, het hartminuutvolume is waarschijnlijk meer dan 2x zo groot geworden.
C
Nee, het hartminuutvolume is waarschijnlijk minder dan 2x zo groot geworden.
D
Nee, want het hartminuutvolume is het volume dat het hart in één minuut kan wegpompen.

Slide 8 - Quiz

Welke stof(fen) tref je mogelijk wél, in relatief hoge concentraties, aan in de poortader?
A
Zuurstof en glucose
B
Zuurstof, monosachariden en aminozuren, vetzuren en glycerol
C
Koolstofdioxide, monosachariden en aminozuren, vetzuren en glycerol
D
Koolstofdioxide, monosachariden, aminozuren en glycerol

Slide 9 - Quiz

Welk eiwit bindt zuurstof in de rode bloedcellen?
Waar worden rode bloedcellen geproduceerd?

Slide 10 - Question ouverte

Bij de afbraak van rode bloedcellen komt de afvalstof bilirubine vrij. Hoe wordt deze stof uitgescheiden?
A
Via de urine
B
Via de ontlasting
C
Via de huid
D
Op een manier die hier niet genoemd wordt.

Slide 11 - Quiz

Les 1 week 50

Slide 12 - Diapositive

Noem minimaal 3 kenmerken van haarvaten.

Slide 13 - Question ouverte


In welke afbeelding(en) is sprake van diffusie?
A
In geen van de afbeeldingen
B
In de afbeelding links
C
In de afbeelding rechts
D
In beide afbeeldingen

Slide 14 - Quiz

Isotoon milieu
Hypertoon milieu
Hypotoon milieu

Slide 15 - Question de remorquage

Slide 16 - Diapositive

Welke bestanddelen kom je tegen in weefselvloeistof?
A
Witte bloedcellen, rode bloedcellen, zuurstof, glucose.
B
Witte bloedcellen, zuurstof, koolstofdioxide, glucose, aminozuren.
C
Vetzuren, vitaminen, hormonen, antistoffen.
D
Eiwitten, witte bloedcellen, zuurstof.

Slide 17 - Quiz


Bekijk de afbeelding van een lymfevat. Wat valt je op aan het uiterlijk van zo'n vat?
Wat zou daarvan de functie kunnen zijn? Licht toe!

Slide 18 - Question ouverte

Leg uit hoe weefselvloeistof ontstaat. Gebruik daarbij het juiste begrip.

Slide 19 - Question ouverte

Waarom moet (een deel van de) weefselvloeistof weer terug worden opgenomen in het bloed?
A
Omdat er veel afvalstoffen in zitten die moeten worden afgevoerd.
B
Omdat er veel voedingsstoffen in zitten.
C
Omdat er veel witte bloedcellen in zitten.
D
A, B en C zijn goed.

Slide 20 - Quiz

Leg uit waardoor (het grootste deel van de) weefselvloeistof weer terugstroomt het haarvat in. Gebruik de term "colloïd osmotische waarde".

Slide 21 - Question ouverte