vmbo b2 woorden grammatica spelling H5 Talent bb

Spelling &  grammatica
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spelling &  grammatica

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent
AANDURVEN

Slide 2 - Question ouverte

Wat betekent
AFPERSEN
A
uitknijpen
B
boeken bedrukken
C
iemand iets dwingen door te dreigen
D
bevallen

Slide 3 - Quiz

Wat is
AMBITIE

Slide 4 - Question ouverte

BESTEMD VOOR
A
stempelen
B
bedoeld voor
C
zingen voor

Slide 5 - Quiz

Wat betekent
BRANCHE

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het onderwerp uit de volgende zin:
De grote, sterke, iets te dikke zussen van Irma hebben gisteravond pannenkoeken gebakken.
A
De zussen
B
pannenkoeken
C
De grote, sterke, iets te dikke zussen van Irma
D
hebben gebakken

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een lidwoord?
A
Aan
B
Voor
C
De
D
En

Slide 8 - Quiz

MAN, AUTO, SCHOOL, KIND
Dat zijn ............
A
werkwoorden
B
lidwoorden
C
telwoorden
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 9 - Quiz

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?
A
Mooi
B
Leuk
C
Groot
D
Poes

Slide 10 - Quiz

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
Maaike
B
Paard
C
Het
D
Laptop

Slide 11 - Quiz

Noteer zes voorzetsels (VZ)

Slide 12 - Question ouverte

1. De juf kijkt het werk na
2. Na school ben ik altijd moe.
In welke zin staat een voorzetsel?

Slide 13 - Question ouverte


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 14 - Quiz

Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
Dat is zijn sporttas.
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 15 - Quiz

Maar wat is een werkwoord precies?

Een werkwoord is:
A
Een ander woord voor het onderwerp
B
Een doe-woord
C
Een woord dat aangeeft welk werk iemand doet
D
Een woord dat je weg kan laten uit een zin

Slide 16 - Quiz

De verf is gespat
De .......... verf

Slide 17 - Question ouverte

Het huiswerk is gemaakt.
Het .........huiswerk

Slide 18 - Question ouverte

Het woord heb ik weggelaten
Het ......... woord

Slide 19 - Question ouverte

Wanneer een werkwoord in de tt geschreven moet worden, kun je een trucje toepassen, welk?'
Leg het trucje uit

Slide 20 - Question ouverte

Dit (gebeuren) nooit!
A
gebeurd
B
gebeurdt
C
gebeurt
D
gebeuren

Slide 21 - Quiz

Dit is nog nooit (gebeuren)!
A
gebeurd
B
gebeurdt
C
gebeurt
D
gebeuren

Slide 22 - Quiz

Wachten met rijden tot verkeer de uw gewenste rijrichting (oprijden)

Slide 23 - Question ouverte

... (Worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?

Slide 24 - Question ouverte

TT: Ik (worden) gek van de werkwoordspelling.

Slide 25 - Question ouverte

TT: Jij ... (worden) gek van de werkwoordspelling.

Slide 26 - Question ouverte

1. (worden) je moe van werkwoordspelling?
2. (worden) je broer ook zo moe van werkwoordspelling?

Slide 27 - Question ouverte

Noteer de regels van
't kofschiptaxi

Slide 28 - Question ouverte

Wat is de juiste werkwoordspelling?

Daarna (praten - vt) we met alle leerlingen samen over hoe je het milieu in de toekomst structureel (beschermen).
A
praatte, beschermt
B
praten, beschermd
C
praatten, beschermd
D
praatten, beschermt

Slide 29 - Quiz

We (besteden, vt) veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 30 - Quiz

werkwoordspelling vt
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 31 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 32 - Quiz

Vorig jaar (verhuizen) ik naar Schagen.
A
verhuizte
B
verhuisde
C
verhuiste
D
verhuisden

Slide 33 - Quiz

Wij (beloven-vt) onze juf goed te leren.
A
belooften
B
beloofde
C
beloofden
D
beloofte

Slide 34 - Quiz

Dit vind ik nog moeilijk:
werkwoordspelling TT
werkwoordspelling VT
voltooid deelwoord
lw zn bn ww
vz tw
Niks! Ik begrijp alles!
woorden leren

Slide 35 - Sondage