Grammatica H4 ng wg zww hww kww

Grammatica werkwoordelijk gezegde

Wat weet je nu al?

- Alle ww in een zin vormen samen het wg.

- 1 ww in de zin is altijd een zww

- 2 of meer ww in de zin? pv is hww. Het belangrijkste ww in de zin is zww. Er kunnen altijd meer hww in een zin zitten.

- Het hww kun je weglaten.

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grammatica werkwoordelijk gezegde

Wat weet je nu al?

- Alle ww in een zin vormen samen het wg.

- 1 ww in de zin is altijd een zww

- 2 of meer ww in de zin? pv is hww. Het belangrijkste ww in de zin is zww. Er kunnen altijd meer hww in een zin zitten.

- Het hww kun je weglaten.

Slide 1 - Diapositive

Voorbeeld: wg
Ik | ben | vroeg | naar bed | gegaan.

wg: ben gegaan                                              ben = hww
o: ik                                                                        gegaan = zww

Ik ga vroeg naar bed. (hww kun je weglaten).
wg: ga                                                                   ga = zww

Slide 2 - Diapositive

Voorbeeld: wg
- Belangrijkste woord heeft betekenis
- het is een zelfstandig werkwoord (zww)

Voorbeeld:
Zouden | jullie | willen | duiken?
      hww                  hww       zww
WG: Zouden willen duiken

Slide 3 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
- belangrijkste werkwoord géén duidelijke betekenis
- Koppelwerkwoord (kww)
- Zijn, worden, blijven
- Een koppelwerkwoord heeft een aanvulling nodig: bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. 
- aanvulling zegt iets over het onderwerp.

Slide 4 - Diapositive

Voorbeeld: ng
Jouw kleren | blijven | nat
ng: blijven nat                                                          blijven: kww
o: jouw kleren                                                           nat: bn

Jouw kleren| zijn | nat | gebleven 
ng: zijn nat gebleven                                             gebleven: kww
o: jouw kleren                                                            zijn: hww

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

We hebben de hele dag gesport.
A
gesport = hww hebben = zww
B
gesport = zww hebben = hww

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Ik heb vorige week
mijn verjaardag gevierd.
A
heb = zww gevierd = hww
B
heb = hww gevierd = zww

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Zij wil later clown worden.
A
wil = hww worden = kww
B
wil = kww worden = hww

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Welke twee werkwoorden hebben geen duidelijke betekenis?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Wat voor werkwoord kan in zijn eentje het werkwoordelijk gezegde zijn?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 15 - Quiz

Welke zin bevat geen koppelwerkwoord?
A
Het werd stil op straat.
B
De hond blijft in zijn mand.
C
De voetballers zijn erg blij.

Slide 16 - Quiz

Welke zin bevat geen koppelwerkwoord?
A
Picasso was een schilder.
B
Hij wordt al gebeld.
C
Wij blijven populair.

Slide 17 - Quiz

Benoem de werkwoorden in de zin.
Ik kan niet meer verder lopen.
A
kan=hww lopen=zww
B
kan=zww lopen=zww
C
kan=zww lopen=hww
D
kan=hww lopen=hww

Slide 18 - Quiz

Benoem het werkwoord in de zin.
Hoe word je profvoetballer?
A
word=zww
B
word=kww
C
word=hww
D
geen idee

Slide 19 - Quiz

Benoem de werkwoorden in de zin.
Ik zal mijn boeken moeten kaften.
A
zal=hww boeken= zww
B
zal en moeten = hww kaften = zww
C
zal = hww moeten = zww
D
zal = zww moeten / kaften = hww

Slide 20 - Quiz

Benoem de werkwoorden.
Fred is lang kwaad gebleven.
A
is= kww gebleven = kww
B
is= hww gebleven= zww
C
is = hww gebleven = kww
D
is=kww gebleven=hww

Slide 21 - Quiz

Oefenen

Is het een wg of een ng?


1) Januari bracht dit jaar veel regen.

2) Hoelang is hij al populair?

3) uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.

4) We hebben voor het reisje een jaar gespaard.

5) De koploper leed een grote nederlaag.

Slide 22 - Diapositive

De antwoorden


1) Januari bracht dit jaar veel regen.   WG

2) Hoelang is hij al populair?  NG

3) uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.  NG

4) We hebben voor het reisje een jaar gespaard.    WG

5) De koploper leed een grote nederlaag.   WG

Slide 23 - Diapositive

Benoem de hww, zww of de kww

1) Mijn broertje is ziek.

2) Hij gaat gewoon naar school.

3) Ik zou een appel willen eten.

4) Helaas heb ik geen appels in huis.

5) Miriam  heeft een taart gebakken.

6) Theo heeft zijn moeder geholpen met de afwas.

7) Opa werd opeens ziek.

8) Opa is opeens ziek geworden.

Slide 24 - Diapositive

De antwoorden

1) Mijn broertje is ziek.   is = kww

2) Hij gaat gewoon naar school.  gaat = zww

3) Ik zou een appel willen eten.  zou =hww, willen = hww, eten = zww

4) Helaas heb ik geen appels in huis.  heb = zww

5) Miriam  heeft een taart gebakken.  heeft  = hww,  gebakken = zww

6) Theo heeft zijn moeder geholpen met de afwas.  heeft  = hww, 

geholpen = zww

7) Opa werd opeens ziek.   werd = kww

8) Opa is opeens ziek geworden.   is = hww,  geworden = kww

Slide 25 - Diapositive

Nog meer oefenen

1) Ik heb me nog nooit zo lekker gevoeld.

2) Volgens mij ben ik zelfs nog nooit zo gelukkig geweest.

3) Hoe zou dat toch gekomen zijn?

4) Ik kan er niet direct een goede verklaring voor vinden.

5) Dat is dus maar schijn.

6) Zijn, worden en blijven zijn de enige koppelwerkwoorden.

7) Wie iets anders zegt, snapt het niet.

8) Of diegene is gewoon heel eigenwijs.

Slide 26 - Diapositive

De antwoorden  hww kww zww

1) Ik heb me nog nooit zo lekker gevoeld.

2) Volgens mij ben ik zelfs nog nooit zo gelukkig geweest.

3) Hoe zou dat toch gekomen zijn?

4) Ik kan er niet direct een goede verklaring voor vinden.

5) Dat is dus maar schijn.

6) Zijn, worden en blijven zijn de enige koppelwerkwoorden.

7) Wie iets anders zegt, snapt het niet.

8) Of diegene is gewoon heel eigenwijs.


Slide 27 - Diapositive