(6) Diakretische tekens

Diakritische tekens


Spelling KWT Les 6
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Diakritische tekens


Spelling KWT Les 6

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
  1. Hoe zat het ook alweer met..
  2. Speciale tekens (diakritische tekens)
  3. Vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?
  • hoofdletters en leestekens
  • meervoudsuitgangen
  • de tussenklank in samenstellingen: s of e(n)
  • aan elkaar of los
  • tekens bij letters (trema, liggend streepje en apostrof)

Slide 3 - Diapositive

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden

Slide 4 - Question ouverte

Wat is een samenstelling
A
2 woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen ( een relatie hebben )
C
Weet ik niet
D
Een meervoudsvorm

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN samenstelling?
A
Voetbal
B
Gebak
C
speelplein
D
Handdoek

Slide 6 - Quiz


Typ het meervoud op van 'pizza'

Slide 7 - Question ouverte


Schrijf het meervoud op van 'idee'

Slide 8 - Question ouverte

Trema ( ë )
  • Als het woord geen samenstelling is, gebruik je een trema:

    Voorbeelden: poëzie, zeeën coördinatie, financiën. 

In cijfers en getallen gebruik je een trema: tweeënvijftig, drieëntachtig.

Latijnse en Franse woorden die eindigen op -ei, -eus, -eum, en -ien krijgen geen trema: museum, opticien, petroleum.

Slide 9 - Diapositive

Apostrof
As je letter(s) weglaat.
Voorbeelden: ‘s nachts,’ t fokschaap

Om een verkeerde uitspraak te voorkomen.
Voorbeelden: piano’s, alinea’s

In een tweede naamval die eindigt op een sisklank.
Voorbeelden: Floris’ schrift, Beatrix’ verjaardag, Mulisch’ boek

In bepaalde combinaties van letters.
Voorbeelden: NEC’er, AOW’er, KPN’er en vwo’er 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

accent aigu & accent grave
é = accent aigu ( uitspraak: ee: comité, café en René)
è = accent grave ( uitspraak: korte e: fin de siècle, carrière en caissière)

Slide 12 - Diapositive

accent circonflexe (ê)
- je plaatst het accent circonflexe e en de i van in oorsprong Franse woorden 
                     --> crêpe, maître, moment suprême 

Slide 13 - Diapositive

Umlaut: ü, ö en ä 



Komen we tegen in leenwoorden en eigennamen: knäckebröd en überhaupt 



Slide 14 - Diapositive

Kringeltje onder de c: ç = cedille 



Als achter de c een a,o of u staat en de c als s moet worden uitgesproken: reçu, François




Slide 15 - Diapositive

Diakritische tekens spel
  • Vorm duo's
  • Elk duo krijgt een envelop met kaartjes
  • Je vindt 5 hoofdkaarten met de 5 diakritische tekens, deze leg je apart van elkaar neer.
  • Je gaat nu de resterende kaartjes bij de juiste hoofdkaart neerleggen
  • Als je dit hebt neergelegd schrijf je het woord over op het blaadje en spel je het woord met het juiste teken

Slide 16 - Diapositive

Op de volgende slide vind je een lijst met woorden waar een diakritisch teken ontbreekt. Noteer op een blaadje de woorden met op de juiste plaats het diakritische teken.

Slide 17 - Diapositive

1 uberhaupt
2. feteren
3. beeindigen
4. creme fraîche
5. vacuum
6. comite
7. deja vu
8. caissiere
9. creche
10. sate
11. enquete
12. Curacao
13. orientaals
14. voliere
15. facade
16. introductie
17. misere



18. creperie 
19. comite
20. ruine
21. realiteit
22. skutsje
23. patient
24. concierge
25. cooperatief
26. loge
27. geeerd
28. creme
29. weeig
30. glooiing
31. ingredient
32. financien
33. recu   

Slide 18 - Diapositive

1 uberhaupt
2. feteren
3. beeindigen
4. creme fraîche
5. vacuum
6. comite
7. deja vu
8. caissiere
9. creche
10. sate
11. enquete
12. Curacao
13. orientaals
14. voliere
15. facade
16. introductie
17. misere



18. creperie 
19. comite
20. ruine
21. realiteit
22. skutsje
23. patient
24. concierge
25. cooperatief
26. loge
27. geeerd
28. creme
29. weeig
30. glooiing
31. ingredient
32. financien
33. recu   
  • überhaupt
  • fêteren 
  • beëindigen
  • crème fraîche
  • vacuüm
  • comité
  • dejà vu
  • caissière
  • crèche
  • saté 
  • enquête
  • Curaçao
  • Oriëntaals 
  • volière
  • façade 
  • introductie
  • misère
  • crêperie
  • comité
  • ruïne
  • realiteit
  • skûtsje
  • patiënt
  • conciërge
  • coöperatief
  • logé 
  • geëerd
  • crème
  • weeïg
  • glooiing
  • ingrediënt
  • financiën
  • reçu 

Slide 19 - Diapositive

Vooruitblik



Week 48 (7)
Week 49 (8)
Week 50 (9)
Week 51 (10)
Week 52
Week 1
Week 2 (11)
Week 3 (12)
Week 4 (13)
Week 5 (14)

 

zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
de trappen van vergelijking
klinkers en medeklinkers
persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
kerstvakantie
kerstvakantie
pvvt zwakke werkwoorden
pvvt sterke werkwoorden
voltooid en onvoltooid deelwoord
indirecte directe reden



Week 6 (15)




deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Diapositive