Week 40 niveau A

Tijgers verhuizen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Nieuwsbegrip week 40PraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Tijgers verhuizen

Slide 1 - Diapositive

In deze les.
Wist je dat? ....
Op de rode plekken, daar leven de tijgers.
Dat is in het continent: Azië.

Slide 2 - Diapositive

Opdrachten
We gaan nu samen opdrachten maken.
1. Begrijpend lezen opdrachten
2. Verwijswoorden
3. Woordenschat opdrachten
Wist je dat? ....
Er is een discussie tussen 'wetenschappers'.
Sommige mensen zeggen dat er 6 soorten Tijgers zijn.
Sommige mensen zeggen dat er 2 soorten tijgers zijn.
Wist je dat? ....
Er zijn drie soorten tijgers uitgestorven. 

Witte tijger is een Balinese tijger. 
Foto
Dit is de Javaanse tijger
Foto 2
Dit is de Kaspische tijger.
De grootste tijger dier ooit heeft geleefd.
Ongeveer 3 meter (dat 6 keer je arm!!) en kon wel 250 kilo wegen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Dit is deel 1
Begrijpend lezen

Slide 5 - Diapositive

Lees inleiding
Wie zijn Bohdana en Kuma en waarom zijn zij naar Kazachstan gebracht?

Slide 6 - Question ouverte

Lees Stichting Leeuw

Waarom leefden Kuma en Bohdana in Nederland, denk je?

Slide 7 - Question ouverte

Lees lange reis
Waarom waren de tijgers een beetje moe toen ze aankwamen op hun nieuwe plek?

Slide 8 - Question ouverte

Lees tijgers in het wild
Het gaat niet zo goed met de tijgers in het wild. Hoe willen natuurbeschermers dat oplossen? Noem twee dingen.

Slide 9 - Question ouverte

Lees Reservaat
Het is de bedoeling dat Kuma en Bohdana welpen krijgen. Waarom moeten die welpen zelf gaan jagen en weinig mensen zien?

Slide 10 - Question ouverte

Lees Reservaat
Waarom zijn juist Kuma en Bohdana naar Kazachstan gegaan en niet andere tijgers uit de opvang?

Slide 11 - Question ouverte

Na het lezen
Vind je het goed dat de twee tijgers naar Kazachstan zijn gebracht? Leg je antwoord uit.

Slide 12 - Question ouverte

Deel 2: Verwijswoorden
  • In een tekst staan verwijswoorden. Een verwijswoord verwijst naar een ander woord. Of naar een paar woorden die bij elkaar horen
  • Het verwijswoord staat in de plaats van dat andere woord of die andere woorden. 
  • Voorbeeld: De tijgers Kuma en Bohdana hebben een aantal jaren in Nederland geleefd. Ze werden opgevangen door Stichting Leeuw in Anna Paulowna.
  • Met ‘Ze’ worden de tijgers Kuma en Bohdana bedoeld. ‘Ze’ verwijst dus naar ‘de tijgers Kuma en Bohdana’. 
  • Zelf gebruik je ook verwijswoorden als je spreekt of schrijft. Voorbeelden zijn: hij, zij, ze, het, dat, die, haar, hem, hun, er, ervan, daar, daarmee, daarop.

Slide 13 - Diapositive

In regel 9 staat: haar broer en zus. Waarnaar verwijst haar?

Schrijf op:
___________________________________________________________

Slide 14 - Question ouverte

In regel 23 staat: Vroeger leefde daar de Kaspische tijger.

Wat wordt bedoeld met daar? Schrijf op: _________________________________

Slide 15 - Question ouverte

In regel 34 staat:
Hij zegt: ‘…’ Wie of wat wordt bedoeld met Hij? Schrijf op:
____________________________________________________________

Slide 16 - Question ouverte

In regel 36-37 staat: Die hebben dus veel met mensen te maken gehad. Wie of wat wordt bedoeld met Die?
A
welpen die ook zelf gaan jagen (regel 31)
B
Kuma en Bohdana (regel 34)
C
tijgers in de opvang uit circussen of die als huisdier zijn gehouden (regel 35-36)

Slide 17 - Quiz

In regel 37: ‘Dat hebben Kuma en Bohdana niet.’
Wat wordt bedoeld met Dat?
A
als wilde dieren opgroeien (regel 32)
B
veel met mensen te maken hebben gehad (regel 36-37)
C
veel wilder zijn (regel 37)

Slide 18 - Quiz

Deel 3: Woordenschat

Slide 19 - Diapositive

Wat betekent: 'afgelegen'?
A
Een plek waar niemand komt
B
Een plek waar iedereen kan komen

Slide 20 - Quiz

Wat betekent: 'omheind gebied'?
A
Een gebied waar iedereen mag komen
B
Een gebied waar niemand mag komen
C
Een gebied wat is afgeschermd

Slide 21 - Quiz

Wat betekent: 'welpen'?
A
Grote tijgers
B
Klein jong

Slide 22 - Quiz

Wat betekent schuchter?
A
Blij
B
Boos
C
Bang/angstig
D
Verdrietig/wanhopig

Slide 23 - Quiz

Eindopdracht
Zoek op & schrijf op!:
Je gaat op zoek naar dierentuinen in Nederland.
  • Hoeveel dierentuinen heeft Nederland?
  • In welke stad zit deze dierentuin?
  • In welke dierentuin hebben ze tijgers?


Slide 24 - Diapositive