M2 h5 lezen

• Applicatie- en mediaontwikkelaar
• Voortgezet speciaal onderwijs

Genoemde zaken zijn elkaars tegenovergestelde

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

Genoemde zaken worden achter elkaar opgesomd

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

Gebeurtenissen worden in een bepaalde tijdsvolgorde genoemd

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

Daarna, vervolgens, intussen, 2017, nu, eerst, vroeger, acht uur ...
Signaalwoorden horen bij:

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

Ten eerste, ten tweede, verder, ook, ten slotte, om te beginnen, 1, 2, 3, ...
Signaalwoorden horen bij:

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

Maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant, aan de andere kant, tegenover, ...
Signaalwoorden horen bij:

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. opsommend verband

Nieuwe verbanden 

Toelichtend: Extra informatie, vaak via een voorbeeld. 

Signaalwoorden: Zoals, bijvoorbeeld, neem nou 

Voorwaardelijk: Onder welke voorwaarden iets gebeurt. 
Signaalwoorden: Als-dan, tenzij, wanneer

Redengevend: Waarom iemand iets doet

Signaalwoorden: Want, omdat, doordat, daarom, de reden is

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.

1. toelichtend verband
2. redengevend verband
3. voorwaardelijk verband

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.

1. toelichtend verband
2. redengevend verband
3. voorwaardelijk verband

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.

1. toelichtend verband
2. redengevend verband
3. voorwaardelijk verband

Leg in eigen woorden uit wat een Redengevend verband is. Noem minimaal één signaalwoord.

Leg in eigen woorden uit wat een toelichtend verband is. Noem minimaal één signaalwoord.

Leg in eigen woorden uit wat een voorwaardelijk verband is. Noem minimaal één signaalwoord.

Welk woord past het beste bij vertegenwoordigen

1. Leerlingenraad
2. Verantwoordelijkheid
3. Tegenwoordig
4. Percentage

een kernzin vind je in:

1. het midden van de alinea
2. De eerste zin
3. De derde zin
4. De laatste zin

Programmadoelen?

Tell Sell =

1. Activeren
2. overhalen
3. Informeren
4. amuseren

Hij wil met de directeur om tafel

1. Hij wil goed contact
2. Hij wil een gesprek
3. Hij ontloopt de directeur