Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Plattegrond H3b
Slide 1 - Diapositive
Deutsch
16. Oktober 2024
Slide 2 - Diapositive
Heute
Rückblick - 1 min
Lernziele - 1 min
Besprechen SO - 20 min
Hoofdletters schrijven - 15 min
Was habt ihr heute gelernt? - 2 min
Hausaufgaben - 1 min
Slide 3 - Diapositive
Rückblick
Schriftelijke overhoring
Slide 4 - Diapositive
Schriftelijke overhoring
Bespreking
Slide 5 - Diapositive
Woorden en zinnen
Hoe hebben jullie geleerd?
veelvoorkomende fouten
hoofdlettergebruik
Slide 6 - Diapositive
Grammatica Aufgabe 4
de voltooid tegenwoordige tijd? > hoe maak je die?
Juiste vorm van haben of sein + Het bijvoeglijk naamwoord
Je moet eerst weten hoe je het bijvoeglijk naamwoord maakt.
Slide 7 - Diapositive
DE > NL
Een voltooid deelwoord is een vorm van een werkwoord die aangeeft dat een handeling is afgerond of voltooid. In het Nederlands wordt het voltooid deelwoord vaak gebruikt in combinatie met hulpwerkwoorden zoals hebben of zijn om de voltooide tijd te vormen
Slide 8 - Diapositive
Regelmatige werkwoorden (schwache Verben)
Voor regelmatige werkwoorden wordt het voltooid deelwoord gevormd door:
Voorvoegsel: ge-
Stam van het werkwoord
Achtervoegsel: -t
Voorbeeld:
machen (doen/maken) → gemacht
spielen (spelen) → gespielt
Onregelmatige werkwoorden (starke Verben)
Bij onregelmatige werkwoorden verandert de stam vaak en het voltooid deelwoord krijgt meestal:
Voorvoegsel: ge-
Stam (kan veranderen)
Achtervoegsel: -en
Voorbeeld:
sehen (zien) → gesehen
fahren (rijden) → gefahren
Slide 9 - Diapositive
Werkwoorden met een voorvoegsel
Werkwoorden met een vast voorvoegsel, zoals be-, er-, ver-, ent- krijgen geen ge- in het voltooid deelwoord.
Voorbeeld:
besuchen (bezoeken) → besucht
erzählen (vertellen) → erzählt
Werkwoorden met een onregelmatig voorvoegsel (afscheidbare werkwoorden)
Bij werkwoorden met een los voorvoegsel, zoals auf-, an-, mit-, ein-, komt het voorvoegsel ge- tussen het prefix en de stam van het werkwoord.
Voorbeeld:
aufstehen (opstaan) → aufgestanden
mitkommen (meekomen) → mitgekommen
Slide 10 - Diapositive
Grammatica Aufgabe 5
Onvoltooid verleden tijd van haben, sein en werden.
Vraag jezelf af hoe goed je de rijtjes uit je hoofd kent...
Slide 11 - Diapositive
Hoofdletters
Alle zelfstandige naamwoorden krijgen een hoofdletter
Dus alle woorden, waar je der, die of das voor kunt zetten: bijv. der Mann, die Frau, das Kind, das Schönste [=het mooiste], das Wichtigste [= het belangrijkste]
Slide 12 - Diapositive
Hoofdletters
1. am sonntag fahren wir mit dem auto nach berlin.
2. die kinder spielen im park während die eltern kaffee trinken.
3. ich habe gestern ein interessantes buch uber die geschichte deutschlands gelesen.
4. der lehrer hat gesagt, dass wir die hausaufgaben bis Montag abgeben müssen.
5. der hund von lisa heißt bruno und spielt gerne im garten.
6. frau müller hat gestern in der bibliothek ein buch über geschichte ausgeliehen.
Slide 13 - Diapositive
Was habt ihr heute gelernt?
Wat vond je moeilijk/makkelijk - leuk/minder leuk?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.