3.5 - Immuunsysteem

Basisstof 3.5 - Immuunsysteem
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Basisstof 3.5 - Immuunsysteem

Slide 1 - Diapositive

Regels in de les
  1. Laptops op tafel
  2. Telefoons uit het zicht
  3. Tijdens de uitleg ben je stil en luister je mee.
  4. Bij vaker waarschuwen heb ik een driestappenplan: 
uit elkaar, extra schrijfwerk en uiteindelijk later terugkomen.
5. Bij het huiswerk maken ben je de eerste 10 minuten stil bezig. 
Daarna kan je zachtjes overleggen.

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
Schrijf/typ tijdens de uitleg mee!

Slide 3 - Diapositive

Basisstof 3.5: Immuunsysteem
Leerdoelen:
  • Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  • Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  • Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Belangrijke begrippen:
  • Lichaamsvreemde stoffen – antigenen – infectie – virus – antistoffen – immuniteit – natuurlijke immuniteit – kunstmatige immuniteit – vaccinatie/inenting - vaccin

Slide 4 - Diapositive

Lichaamseigen cel

  • Bekende antigenen (vlaggetjes)
Lichaamsvreemde cel (virus)

  • Onbekende antigenen
  • Probleem: Infectie veroorzaken. ziekteverwekkers dringen lichaam binnen en vermenigvuldigen zich.

Slide 5 - Diapositive

Er dringt een kinkhoestbacterie je lichaam binnen. Jouw cellen hebben dezelfde antigenen als de lichaamscellen in bron 5.

Welke vorm van antigenen zullen de bacteriën NIET hebben?
A
B
C
D
Ze kunnen al deze antigenen hebben.

Slide 6 - Quiz

Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers?
Twee soorten witte bloedcellen:
  • Type 1 - Neemt bacteriën op en verteert ze (vreetcellen) 
  • Type 2 - Maakt antistoffen. Die plakken aan antigenen van de ziekteverwekker, zodat hij onschadelijk wordt.

Slide 7 - Diapositive

Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? Type 2
  1. Er komen ziekteverwekkers in je lichaam.
  2. Witte bloedcel type 2 maakt een antistof (blauw) die precies past bij de antigenen (rood) van de ziekteverwekker.
  3. Deze witte bloedcellen type 2 gaan zich snel delen en samen heel veel antistof maken.
  4. De antistof koppelt aan de antigenen van de ziekteverwekker en schakelt hem uit.
  5. Witte bloedcel type 1 vreet de uitgeschakelde ziekteverwekker op.

Slide 8 - Diapositive

Voor het functioneren van het afweersysteem is het belangrijk dat witte bloedcellen ziekteverwekkers kunnen herkennen.
Waaraan herkennen witte bloedcellen ziekteverwekkers?
timer
0:25
A
Aan hun antigenen
B
Aan hun antistoffen
C
Aan zowel antigenen en antistoffen

Slide 9 - Quiz

Immuun worden tegen een ziekte
  • Na de eerste infectie gaat je lichaam beschermen tegen een volgende keer.
  • Meeste witte bloedcellen ook dood, maar
    paar blijven over: de geheugencellen
  • 2e keer zelfde ziekteverwekker besmet?

Slide 10 - Diapositive

Immuun worden tegen een ziekte
  • Na de eerste infectie gaat je lichaam beschermen tegen een volgende keer.
  • Meeste witte bloedcellen ook dood, maar
    paar blijven over: de geheugencellen
  • 2e keer zelfde ziekteverwekker besmet?



  • Zo werkt een vaccin ook! Het is eigenlijk een verzwakte versie van de echte ziekteverwekker
-> Geheugencellen herkennen de antigenen.
-> Maken enorm snel antistoffen
-> Ziekteverwekkers dood voor je ziek wordt!

Slide 11 - Diapositive

Twee mensen raken besmet met het waterpokken virus. De één heeft als kind al waterpokken gehad, de ander nog nooit.

Welke lijn hoort bij de persoon die
nog nooit waterpokken heeft gehad?
timer
1:00
A
Lijn A (groene lijn)
B
Lijn B (rode lijn)

Slide 12 - Quiz

Verschillende soorten immuniteit
  • Natuurlijke immuniteit:
Zelf de ziekte meemaken
-> zo maak je geheugencellen

  • Kunstmatige immuniteit:
Vaccinatie
-> zo maak je geheugencellen

Slide 13 - Diapositive

Rest van de les: Inhaalslag
Tijdens huiswerkcontrole kan je met de volgende opdrachten bezig:

Test Jezelf van paragraaf 3.4
3.5: 2 t/m 4, 6 en 7

Slide 14 - Diapositive