Winkelpresentatie - Eindtermen herhalen

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
Online marketingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Opdracht
  • Je krijgt zo een A4
  • Je bekijkt de begrippen
  • Je streept de begrippen weg die je al kunt uitleggen
  •  De overige vul je op de volgende slide in (max. 10)

Slide 3 - Diapositive

Welke onderwerpen vind je lastig?

Slide 4 - Carte mentale

We gaan oefenen met de theorie..

Slide 5 - Diapositive

De winkelinrichting wordt mede bepaald door de lay-out van de winkel én door plaatsing van het assortiment.

Wat is het derde element dat de winkelinrichting bepaalt?
A
de etalage
B
de verlichting
C
de instore promotie
D
de routing

Slide 6 - Quiz

Noem 2 onderdelen van het winkelinterieur die bij de serviceruimte horen:

Slide 7 - Question ouverte

Wat is een impulsaankoop?

Slide 8 - Carte mentale

Wat voor soort etalage is dit?
A
Frontetalage
B
Eilandetalage
C
Hoeketalage
D
Portieketalage

Slide 9 - Quiz

Je krijgt zo een video te zien
Let op:
- De layout van de winkel
- De kassaruimte

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Layout:
Waar zag je het kassa oppervlakte?

Slide 12 - Question ouverte

Layout:
Waar zag je het operationele oppervlakte? En waarom?

Slide 13 - Question ouverte

Layout:
Was er een service oppervlakte aanwezig? Leg je antwoord uit

Slide 14 - Question ouverte

Waar waren de impulsartikelen geplaatst?
A
Bij de kassa
B
Tussen de schappen
C
In de etalage
D
Achter de toonbank

Slide 15 - Quiz

Waarom moet de inrichting van de winkel passen bij het winkelconcept?

Slide 16 - Question ouverte

Waardoor wordt de winkelinrichting bepaald? Geef drie voorbeelden.

Slide 17 - Question ouverte

Leg uit wat met routing wordt bedoeld.

Slide 18 - Question ouverte

Je krijgt zo nog een video te zien
Let op de buitenkant van de winkel:
- De etalage variant (hoek, front, portiek, enz.)
- De etalagevorm (open, gesloten halfgesloten)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Wat voor etalagevariant was dit?
A
Frontetalage
B
Portieketalage
C
Eilandetalage
D
Hoeketalage

Slide 21 - Quiz

Wat zag je voor etalage vorm?
En waarom?

Slide 22 - Question ouverte

Hoe noem je de buitenkant
van de winkel?
A
De gevel
B
Winkelpui
C
Front
D
Winkelexterieur

Slide 23 - Quiz

Wat staat er in
een frontpresentatieplan?

Slide 24 - Carte mentale

Een presentatieplan beschrijft hoe 
de winkel er als geheel uit moet zien. 
Een presentatieplan geeft precies aan 
hoe je artikelen moet presenteren.
Uit welke vier onderdelen bestaat een presentatieplan?
 
  • Frontpresentatieplan en etalageplan
  • Displayplan
  • Actieplan
  • Schappenplan.

Slide 25 - Diapositive

Wat is een displayplan?
En wat staat er in?

Slide 26 - Question ouverte

Displayplan
Het plan waarin staat 
welke displays er in de winkel komen te staan, 
waar ze komen te staan en 
hoe je ze moet inrichten.

Slide 27 - Diapositive

Plaatsing van het assortiment
We bekijken eerst vaste artikelpresentaties
Daarna bekijken we tijdelijke artikelpresentaties

Slide 28 - Diapositive

Welk vast presentatiemeubel zie je?
A
Stelling
B
Rek
C
Gondola
D
Vitrine

Slide 29 - Quiz

Welk vast presentatiemeubel zie je?
A
Stelling
B
Rek
C
Gondola
D
Vitrine

Slide 30 - Quiz

Welk vast presentatiemeubel zie je?
A
Stelling
B
Rek
C
Gondola
D
Vitrine

Slide 31 - Quiz

Hoe noem je dit
tijdelijke presentatiemeubel?
A
Presentatietafel
B
Display
C
Stortmand
D
Winkelmand

Slide 32 - Quiz

Hoe noem je dit
tijdelijke presentatiemeubel?
A
Presentatietafel
B
Display
C
Stortmand
D
Winkelmand

Slide 33 - Quiz

Hoe noem je dit
tijdelijke presentatiemeubel?
A
Presentatietafel
B
Display
C
Stortmand
D
Winkelmand

Slide 34 - Quiz

Plaatsing van artikelen

Slide 35 - Diapositive

Wat is familygrouping?

Slide 36 - Question ouverte

Wat houdt verwantschap in?
Je sorteert de producten in een categorie. 
Ze hebben iets met elkaar gemeen waardoor ze bij
elkaar gepresenteerd worden.

Slide 37 - Diapositive

In een sportwinkel kun je voetbalbroeken kopen.
Welke artikelen kan de retailer bij deze
broeken in de buurt leggen als hij let op koopverwantschap?

Slide 38 - Question ouverte

Wat is het voordeel van het presenteren via koopverwantschap?

Slide 39 - Question ouverte

Je krijgt straks een site te zien
Leer de plaatsingen uit je hoofd:
  • nabuurplaatsing
  • contraplaatsing
  • gescheiden plaatsing
  • rug-aan-rug plaatsing
  • frontale plaatsing
  • laterale plaatsing
  • horizontale plaatsing
  • verticale plaatsing

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Lien

Geef een verschil tussen
frontale en laterale plaatsing

Slide 42 - Question ouverte

Je zet artikelen die bij elkaar horen (bijvoorbeeld van één merk of één soort) naast elkaar.
A
Horizontale plaatsing
B
Contraplaatsing
C
Gescheiden plaatsing
D
Rug-aan-rugplaatsing

Slide 43 - Quiz

Combinatieplaatsing =
A
Je zet de artikelen zo bij elkaar dat de klant in de verleiding komt om, als hij het een koopt, ook het andere te kopen.
B
Je zet artikelen die bij elkaar horen (bijvoorbeeld van één merk of één soort) naast elkaar.
C
Je zet de artikelen ergens apart neer om vergissingen of gevaarlijke situaties te voorkomen .
D
Je zet de artikelen met de zijkant naar voren in het schap .

Slide 44 - Quiz

Wat vond je van deze les?

Slide 45 - Carte mentale