Formatieve Toets H1 Staatsinrichting

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Welk van deze zinnen beschrijft de situatie voor 1848 het beste

1. Nederland is een constitutionele monarchie
2. Ministers werden gekozen door de 2e kamer
3. In het Parlement zitten vooral rijke mensen
4. Ministers adviseren de koning over beleid

Wat was de voornaamste reden voor de grondswetswijziging van 1848

Tot welke van de onderstaande politieke stroming behoorde Thorbecke

1. Liberalen
2. Socialisten
3. Confessionelen

Noem drie veranderingen die vanaf 1848 in de grondwet stonden:

Beschrijf in twee zinnen wat het betekent dat de koning onschendbaar is

Waar of niet waar. Nederland had in 1848 een districtenstelsel

1. Waar
2. Niet Waar

Speelde de Luxemburgse kwestie voor of na 1848

1. Voor
2. Na

Tijdens de Luxemburgse kwestie probeerde de koning:

1. Een geheime aanval te organiseren op Luxemburg
2. Via Luxemburg België terug te veroveren
3. Luxemburg te verkopen voor persoonlijk gewin
4. Belasting te heffen over het Luxemburgse volk

Welk van deze stromingen wordt door dit citaat beschreven:
"De bijbel is voor ons het uitgangspunt."

1. Liberalisme
2. Confessionalisme
3. Socialisme

De overheid moet vooral bezig zijn met veiligheid. Deze uitspraak past bij welke zuil?

1. Liberalen
2. Protestanten
3. Socialisten
4. Katholieken

De schoolstrijd is een belangrijk onderwerp bij de volgende zuil:

1. Liberalen
2. Katholieken
3. Socialisten

Bij welke politieke stroming past de volgende zin: iedereen moet voor zichzelf zorgen

1. Liberalisme
2. Confesionalisme
3. Socialisme

Wat houdt het censuskiesrecht in.

Door welke grote historische verandering ontstond de sociale kwestie?

Welk van de volgende politieke stroming was tegen meer sociale wetten

1. Confessionelen
2. Socialisten
3. Liberalen

Beschrijf wat wordt bedoeld met de schoolstrijd

Welke groep begon als eerste met verzuilen?

1. Protestanten
2. Socialisten
3. Katholieken
4. Liberalen

Hoe heette de oprichter van de ARP?

1. Kuiper
2. Schaepman
3. Troelstra
4. Thorbecke

Hoe heette de katholieke partij?

1. ARP
2. SDAP
3. Liberale Unie
4. RKSP

Caoutchouc is frans voor rubber, waarom werd voor deze naam gekozen?

Wat voor organisaties zijn de VVV en de VvVk

Leg uit wat de schoolstrijd met het algemeen kiesrecht te maken had. Gebruik in je antwoord de volgende woorden: grondwet, Tweede Kamer, confessionelen

Waarom is er in Nederland altijd een coalitie nodig?

Welk recht wordt hier beschreven:
Dit is het recht om een onderzoek in te stellen

1. Budget
2. Enquete
3. Initiatief
4. Interpellatie

Welk recht wordt hier beschreven:
Dit is het recht om de financiën van de overheid te controleren

1. Budget
2. Enquete
3. Initiatief
4. Amendement

Welk recht wordt hier beschreven:
Dit is het recht om de minister te ondervragen over zijn werk

1. Interpellatie
2. Enquete
3. Initiatief
4. Amendement

Wat werd opgelost bij de Pacificatie van 1917?

1. De schoolstrijd
2. Het algemeen kiesrecht
3. De schoolstrijd en het algemeen kiesrecht
4. De liberalen verloren de macht

In 1917 kregen vrouwen passief kiesrecht. Dit betekent:

1. Het recht om te stemmen
2. Het recht om je verkiesbaar te stellen
3. Het recht om te helpen tellen bij het stemmen
4. Het recht om op bepaalde partijen te stemmen

Wie heeft de uitvoerende macht in Nederland na 1848?

1. Het parlement
2. De regering
3. De rechters
4. De koning

Geef een voorbeeld van een klassiek grondrecht