Formuleren H2/H4

Programma
Toetsdatum afspreken!
Leesboek??? - Boek uit na de voorjaarsvakantie (wk 10)

1) Herhalen theorie Formuleren H2
2)  Bespreken huiswerk
3) Extra oefenen met opdrachten die klaarstaan in LessonUp.com

 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Programma
Toetsdatum afspreken!
Leesboek??? - Boek uit na de voorjaarsvakantie (wk 10)

1) Herhalen theorie Formuleren H2
2)  Bespreken huiswerk
3) Extra oefenen met opdrachten die klaarstaan in LessonUp.com

 

Slide 1 - Diapositive

Vul aan:

Naar de-woorden verwijs je met
A
dit, dat
B
deze, die
C
dit, deze
D
dat, die

Slide 2 - Quiz

Vul aan:

Naar het-woorden verwijs je met
A
dit, dat
B
deze, die
C
dit, deze
D
dat, die

Slide 3 - Quiz

Vul aan:

Naar een zin kun je verwijzen met
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 4 - Quiz

Verwijzen naar een zin
Wij gaan pas over drie weken weer naar school en dat vinden wij toch wel jammer.

Slide 5 - Diapositive

Bespreken opdracht 3: Je ziet aan het bijvoegljik naamwoord of het gaat om een de- of het-woord!
  1. De gemeente legt hier een nieuw fietspad aan, dat de veiligheid moet vergroten.
  2. Erin heeft een slepend conflict met de trainer, dat is ontstaan na de finale.
  3. Club 8 is een gezellige disco, die veel leerlingen geregeld bezoeken.
  4. Op de markt kocht Loes een heerlijk ijsje, dat ze al slenterend oplikte.
  5. Met Hold my hand had Jess een hit, die wekenlang in de Top 40 stond.
  6. 6 We speelden een puike wedstrijd, die we met 2-0 wisten te winnen.


Slide 6 - Diapositive

Bespreken opdracht 5
  • Deze zomer heb ik gekampeerd in Frankrijk, waar ik het heel leuk heb gehad. We zaten op een camping bij Saulieu. Die heet Le perron. Er is van alles te doen.
  • Zo is er elke donderdag een voetbaltoernooi. Ons team heeft dat één keer gewonnen. Ook is er een tennisbaan die iedereen kan gebruiken en een baan voor jeu de boules, een Frans spel, dat nog best moeilijk is. Je moet ijzeren ballen dicht bij een klein houten balletje gooien. 
  • Verder is er natuurlijk een zwembad, maar dat is ’s middags tussen 12 en 2 dicht, wat een beetje jammer is.
  • Eén keer per week is er ’s avonds in de kantine karaoke. Ik hoorde daar een heel mooi Frans liedje, maar ik kon dat natuurlijk niet meezingen. Ik hoop dat we snel weer naar Le perron gaan, want het is er fantastisch.

Slide 7 - Diapositive

Formuleren H4
We lezen klassikaal tekst 1 op blz. 122

Slide 8 - Diapositive

Theorie Formuleren H4
In H2 heb je al geleerd dat je naar de-woorden verwijst met die en deze
en dat je naar het-woorden verwijst met dit en dat.
Je hebt ook geleerd dat zelfstandige naamwoorden in het Nederlands 3 woordgeslachten kent: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.

mannelijk (de-woord)
die, deze
vrouwelijk (de-woord
die, deze
onzijdig (het-woord)
dit dat

Slide 9 - Diapositive

Meer verwijswoorden
Er zijn natuurlijk meer verwijswoorden dan die, deze, dit en dat.
Naar Mohammed  (een mannelijk zelfstandig naamwoord) verwijs je bijvoorbeeld met hij, hem of zijn.
Mohammed moest typen. Hij moest zijn handen op zijn rug houden. Het is hem gelukt.
Naar vrouwelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden verwijs je met andere verwijswoorden en dan heb je ook nog zelfstandige naamwoorden in het meervoud.

Slide 10 - Diapositive

Een overzicht van de verwijswoorden
Zelfstandige naamwoorden enkelvoud:





Zelfstandige naamwoorden meervoud:

mannelijk (de-woord)
hij, hem, zijn
die, deze
vrouwelijk (de-woord)
zij, ze, haar
die, deze
onzijdig (het-woord)
het, zijn
dit, dat
alle woorden
zij, ze, hen en hun
deze, die

Slide 11 - Diapositive

Vul een verwijswoord in. Kies uit hij, hem, zijn,
 zij, ze, haar, het, zijn, zij, ze, hen of hun.
  • De vrouw heeft ... medewerkers een compliment gegeven.
  • De gemeente (v) heeft ... inwoners een brief gestuurd.
  • De man is weggegaan, omdat ... een afspraak had.
  • De raad (m) heeft advies uitgebracht, omdat ... daarom gevraagd is.
  • Het jongetje gaf ... moeder een hand.
  • Het leger heeft ... soldaten opgeroepen.
  • De mensen gaan niet naar huis, omdat .. alles willen zien.
(Pak eventueel de tabel op blz. 122 in je boek erbij.)

Slide 12 - Diapositive

Maak je veel fouten?
Aanpak;
1) Kijk naar welk woord je verwijst. Is dat woord een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zelfstandig naamwoord of staat het in het meervoud?
2) Zoek in de tabel naar het juiste verwijswoord.
3) Leer deze tabel uit je hoofd!!!!


Slide 13 - Diapositive

Maak opdracht 1 op blz. 123
Wat niet af is, is huiswerk.

Slide 14 - Diapositive