VWO - Studyflow - SO Grammatica 6 + 7_VERSIE C

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

SO Grammatica Studyflow 6 + 7

6_Woordsoorten en zinsdelen

7_Gewone zinnen en lijdende zinnen

Succes!

Welke soort werkwoorden staan er in de zin:
Ik heb je gisteren toch al gebeld?

1. zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
2. koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
3. alleen koppelwerkwoorden
4. alleen zelfstandige werkwoorden

In welke zin is het werkwoord een koppelwerkwoord?

1. Die leerling wordt vaak verbeterd.
2. Die leraar wordt vaak boos.

Onze leuke tennisleraar heeft ons gisteren leren serveren.
Welke uitspraak is juist?

1. 'gisteren' en 'leuke' zijn bijwoorden
2. 'gisteren' is een bijwoord, 'leuke' is een bijvoeglijk naamwoord
3. 'leuke' en 'gisteren' zijn bijvoeglijke naamwoorden

Wat is het bijwoord / wat zijn de bijwoorden in deze zin:
Het regende vannacht erg hard, waardoor er enorme plassen in de straat stonden.

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Wij fietsen altijd naar ons werk.

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in deze zin:
De fiets die daar staat, is mijn nieuwe racefiets.

Wat is het wederkerend voornaamwoord in deze zin:
We hoeven ons nergens mee te bemoeien.

Je ziet het eerste deel van een samengestelde zin. Wat is het tweede deel van de zin:
Joost gaat een nieuwe spijkerbroek kopen,

1. zodat hij genoeg geld heeft gespaard.
2. als hij genoeg geld heeft gespaard.
3. hoewel hij genoeg geld heeft gespaard.

Ties denkt na over de ruzie met zijn zus.
Welke uitspraak is waar?





Tiffany denkt lang na over haar antwoord.
Welke uitspraak is waar?

1. het werkwoordelijk gezegde is: denkt na
2. het werkwoordelijk gezegde is: denkt
3. het werkwoordelijk gezegde is: denkt na over

Staat er in de zin een werkwoordelijk gezegde of een naamwoordelijk gezegde:
Jasmijn is de sportiefste leerling van de klas.

1. naamwoordelijk gezegde
2. werkwoordelijk gezegde

Welke delen van de zin horen bij het naamwoordelijk gezegde?
De dokter is altijd te laat.

1. de dokter is te laat
2. is
3. is altijd te laat
4. is te laat

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin:
Zij heeft haar zus een doos bonbons gegeven.

1. ja
2. nee

Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de bijzin of bijzinnen?
Hij zegt dat hij hoofdpijn heeft.

1. vooraan
2. vooraan en achteraan
3. achteraan

Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de hoofdzin of hoofdzinnen?
Morgen kom ik niet naar de hockeytraining, omdat ik een toets heb.

1. vooraan
2. achteraan
3. vooraan en achteraan

Staat de zin in de bedrijvende vorm of in de lijdende vorm?
De speler heeft een prachtig doelpunt gemaakt.

1. bedrijvende vorm
2. lijdende vorm

A) Die hoge flat wordt door bouwvakkers verbouwd.
B) De automonteur repareerde onze camper.
C) Ik werd door de docent aangesproken op mijn gedrag.
D) Zij verloren de wedstrijd met vijf punten verschil.
Welke uitspraak is juist?

1. Zin A, B en C staan in de lijdende vorm.
2. Zin B, C en D staan in de lijdende vorm.
3. Zin A en C staan in de lijdende vorm.
4. Zin B en D staan in de lijdende vorm.

Je ziet een zin in de bedrijvende vorm. Welke versie van de zin in de lijdende vorm betekent precies hetzelfde?
Het voetbalelftal stuurt een kaart naar de zieke trainer.

1. Door het voetbalelftal is een kaart naar de zieke trainer gestuurd.
2. Door het voetbalelftal wordt een kaart naar de zieke trainer gestuurd.
3. Door het voetbalelftal werd een kaart naar de zieke trainer gestuurd.

Zet deze zin in de bedrijvende vorm:
Door Frida was een spannend boek gelezen.

Zet deze zin in de lijdende vorm:
Bram maakt de opdrachten thuis.

Welke woorden horen bij het werkwoordelijk gezegde:
Ik sta al een uur op de bus te wachten!

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Ik geef mijn oma vanmiddag een bos bloemen.

Aan mijn nichtje gaf de verkoper vijftig procent korting.
Wat is het 1. onderwerp, 2. het lijdend voorwerp en 3. het meewerkend voorwerp van deze zin? Zet de juiste nummers voor je antwoord.

Maak van de twee losse zinnen een correcte samengestelde zin. Gebruik het gegeven voegwoord.
de kleuters mogen een ijsje uitkiezen - ze willen liever een appel - tenzij

Zet de delen van de zin in de juiste volgorde. Plaats de bijzin vooraan.
binnen - blijven - Doordat - de baby's - fel - moesten - scheen - de zon